ECLI:NL:RVS:2015:1691

Raad van State

Datum uitspraak
27 mei 2015
Publicatiedatum
27 mei 2015
Zaaknummer
201408659/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor muziekschool in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Raad van State op 27 mei 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Stichting Muziekonderwijs Pijnacker tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van een deel van een pand aan de Vlielandseweg 24a te Pijnacker als muziekschool. Het college had op 16 december 2013 besloten de vergunning te weigeren, omdat het gebruik in strijd was met het bestemmingsplan. Dit besluit werd door het college gehandhaafd na een ongegrond verklaard bezwaar van de stichting op 24 april 2014. De rechtbank Den Haag bevestigde op 11 september 2014 de weigering van de vergunning, waarop Stichting Muziekonderwijs hoger beroep aantekende.

De Raad van State overwoog dat het college beleidsvrijheid heeft bij de beslissing om al dan niet af te wijken van het bestemmingsplan. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het college in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat de vestiging van een muziekschool zou leiden tot een verkeersonveilige situatie. De afstand van het pand tot de dichtstbijzijnde beveiligde oversteekplaats was ongeveer 350 meter, wat volgens het college een risico voor de verkeersveiligheid met zich meebracht. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet onterecht het standpunt van het college had gevolgd dat leerlingen van de muziekschool mogelijk geen gebruik zouden maken van de oversteekplaats en dat zij, als zij dat wel deden, over het voetpad zouden fietsen.

Daarnaast betoogde Stichting Muziekonderwijs dat de weigering in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat het college eerder een vergunning had verleend voor een sportschool in hetzelfde pand. De Raad van State oordeelde echter dat het college niet verplicht was om gemaakte fouten te herhalen en dat de weigering van de vergunning terecht was. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat er geen omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.

Uitspraak

201408659/1/A1.
Datum uitspraak: 27 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Muziekonderwijs Pijnacker, gevestigd te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 september 2014 in zaak nr. 14/4247 in het geding tussen:
Stichting Muziekonderwijs
en
het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp.
Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2013 heeft het college geweigerd aan Stichting Muziekonderwijs omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van een deel van het pand op het perceel Vlielandseweg 24a te Pijnacker (hierna onderscheidenlijk: het pand en het perceel) in strijd met het bestemmingsplan.
Bij besluit van 24 april 2014 heeft het college het door onder meer Stichting Muziekonderwijs daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 16 december 2013 gehandhaafd.
Bij uitspraak van 11 september 2014 heeft de rechtbank het door Stichting Muziekonderwijs daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Stichting Muziekonderwijs hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2015, waar Stichting Muziekonderwijs, vertegenwoordigd door J.A. Melis en K.G. de Vries, en het college, vertegenwoordigd door J.C. van Eeden en F. Groenendijk, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De door Stichting Muziekonderwijs gevraagde omgevingsvergunning ziet op de vestiging van een muziekschool in een deel van het pand. De Vlielandseweg, waaraan het pand ligt, is een gebiedsontsluitingsweg en een toegangsweg van en naar Pijnacker en naar het bedrijventerrein De Boezem. Op deze weg geldt een maximum snelheid van 50 km per uur. Langs de weg ligt aan de zijde van het pand een voetpad. Aan de andere zijde ligt een fietspad. Het pand ligt binnen de bebouwde kom. Op een afstand van ongeveer 350 m van het pand, op het kruispunt Vlielandseweg-Klapwijkseweg-Oostlaan, ligt een beveiligde oversteekplaats.
2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Vlielandseweg 2013" rust op het perceel de bestemming "Bedrijf". Vast staat dat het gebruik van een deel van het pand als muziekschool in strijd is met het bestemmingsplan.
3. Stichting Muziekonderwijs betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid de gevraagde omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. Daartoe voert zij aan dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat als gevolg van de vestiging van een muziekschool in het pand een verkeersonveilige situatie zal ontstaan. De rechtbank heeft, door te overwegen dat Stichting Muziekonderwijs niet aannemelijk heeft gemaakt dat het ongedateerde advies van de afdeling Verkeer van de gemeente Pijnacker-Nootdorp (hierna: het verkeersadvies), dat het college aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft gelegd, onjuist is, miskend dat zij de conclusie in het verkeersadvies onderschrijft. Volgens die conclusie kunnen de leerlingen van de muziekschool gebruik maken van de beveiligde oversteekplaats op het kruispunt Vlielanseweg-Klapwijkseweg-Oostlaan. Dat volgens dat advies een beveiligde oversteekplaats ter hoogte van het pand op problemen stuit, is derhalve niet relevant, aldus Stichting Muziekonderwijs. Voorts heeft de rechtbank volgens Stichting Muziekonderwijs ten onrechte het standpunt van het college gevolgd dat de leerlingen van de muziekschool geen gebruik zullen maken van de beveiligde oversteekplaats en dat, als zij dat wel doen, zij vervolgens over het voetpad langs de Vlielandseweg zullen fietsen om het pand te bereiken, nu dat standpunt is gebaseerd op veronderstellingen en niet op feiten. Verder heeft de rechtbank in navolging van het college niet onderkend dat de leerlingen van de muziekschool in de meeste gevallen individueel muziekles krijgen en dus niet in groepsverband naar en van de muziekschool zullen gaan, aldus Stichting Muziekonderwijs.
3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de beslissing van het college om al dan niet af te wijken van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen. Dat wil zeggen dat de rechter zich moet beperken tot de vraag of het college in dit geval in redelijkheid tot zijn besluit om niet af te wijken van het bestemmingsplan heeft kunnen komen.
In het aangevoerde wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet in redelijkheid de gevraagde omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. Zoals het college ter zitting heeft toegelicht, biedt de Vlielandseweg ter hoogte van het pand geen ruimte voor het aanleggen van een oversteekplaats. Dat er volgens het verkeersadvies, dat het college aan zijn in besluit op bezwaar gehandhaafde besluit van 16 december 2013 ten grondslag heeft gelegd, op het kruispunt Vlielandseweg-Klapwijkseweg-Oostlaan een beveiligde oversteekplaats aanwezig is, maakt niet dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van het college dat de vestiging van de muziekschool op het perceel zal leiden tot een verkeersonveilige situatie niet onredelijk heeft geacht. De rechtbank heeft terecht overwogen dat, gelet op de afstand van ongeveer 350 m tussen deze beveiligde oversteekplaats en het pand, het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vrees bestaat dat leerlingen die per fiets naar de muziekschool komen geen gebruik zullen maken van die oversteekplaats en dat zij, als zij dat wel doen, waarschijnlijk de resterende 350 m over het voetpad zullen fietsen, hetgeen ook volgt uit het verkeersadvies. Hoewel er in beginsel van moet worden uitgegaan dat verkeersdeelnemers zich aan de verkeersregels houden, betekent dat niet dat het
college bij zijn beoordeling in redelijkheid geen rekening heeft kunnen houden met de kans dat de leerlingen, gelet op de over het voetpad af te legen afstand, daar toch zullen fietsen en met de gevolgen die dat voor de verkeersveiligheid heeft.
Dat, als gesteld, de leerlingen in de meeste gevallen individueel muziekles krijgen en, zoals ter zitting toegelicht, de twee tot drie muziekdocenten die tegelijk in het pand werkzaam zullen zijn verschillende lestijden hanteren, doet aan het voorgaande niet af. Voorts maakt deze omstandigheid niet dat het college ten onrechte heeft gesteld dat met de vestiging van een muziekschool in een deel van het pand de intensiteit van het fietsverkeer ter plekke zal toenemen. Het door Stichting Muziekonderwijs ter zitting gestelde, dat er op korte termijn op een afstand van 250 m van het pand een oversteekplaats wordt aangelegd, alsmede een nieuwe randweg ter ontlasting van het verkeer op de Vlielandseweg, kan, wat daarvan zij, niet leiden tot het daarmee door haar beoogde doel, nu het geschil moet worden beoordeeld naar de feiten, zoals die zich voordeden ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar.
Het betoog faalt.
4. Voorts betoogt Stichting Muziekonderwijs dat de rechtbank heeft miskend dat de weigering om omgevingsvergunning te verlenen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, nu het college wel een omgevingsvergunning heeft verleend voor de vestiging van een sportschool in het pand. Het college stelt weliswaar dat de verlening van deze omgevingsvergunning op een fout berust, omdat ten onrechte geen verkeersadvies zou zijn ingewonnen, maar het heeft eerder dan in de onderhavige procedure geen kennis gegeven van deze fout noch de gevolgen daarvan geanalyseerd, aldus Stichting Muziekonderwijs.
4.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het gelijkheidsbeginsel niet zo ver strekt dat het college op grond daarvan is gehouden om gemaakte fouten te herhalen. Uit de omstandigheid dat, als gesteld, het college niet eerder dan in de onderhavige procedure kenbaar heeft gemaakt dat het voor het gebruik van een deel van het pand als sportschool ten onrechte een omgevingsvergunning heeft verleend noch de gevolgen daarvan heeft geanalyseerd, volgt niet dat het standpunt van het college dat deze omgevingsvergunning berust op een fout, niet juist is.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Nu hieruit volgt dat zich geen van de in artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen omstandigheden voordoen op grond waarvan een veroordeling tot vergoeding van geleden schade kan worden uitgesproken, zal het verzoek van Stichting Muziekonderwijs daartoe reeds daarom worden afgewezen.
6. Voor veroordeling van het college in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Van der Spoel w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2015
531-757.