ECLI:NL:RVS:2015:170

Raad van State

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
28 januari 2015
Zaaknummer
201402624/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunningverlening voor horecabedrijf in Utrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant, wonend te Utrecht, tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 februari 2014. De rechtbank had eerder de besluiten van de burgemeester van Utrecht en het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd, die aan Amazing Bread Company B.V. een exploitatievergunning en een Drank- en Horecawetvergunning hadden verleend voor de uitbreiding van het terras van het horecabedrijf Caffe P aan de Mariaplaats 44 te Utrecht. De appellant was van mening dat deze vergunningen ten onrechte waren verleend, omdat de uitbreiding van de terrassen het woon- en leefklimaat in de omgeving negatief zou beïnvloeden.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 6 november 2014, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. J.M. Deveer, advocaat te Utrecht. De burgemeester en het college werden vertegenwoordigd door M. Akkersdijk, werkzaam bij de gemeente. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank had miskend dat het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2012 (OHU 2012) van toepassing was op de vergunningverlening. De burgemeester had in zijn besluitvorming ten onrechte niet getoetst aan dit kader, wat leidde tot de conclusie dat de eerdere besluiten vernietigd moesten worden.

Desondanks besloot de Raad van State dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven, omdat de burgemeester in een later stuk had aangegeven dat hij de aanvragen alsnog aan het OHU 2012 had getoetst en geen reden zag om de vergunningen te weigeren. De Raad van State oordeelde dat de burgemeester zich terecht op het standpunt had gesteld dat de uitbreiding van de terrassen geen ontoelaatbare nadelige invloed op het woon- en leefklimaat zou hebben. De burgemeester werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant en moest het griffierecht terugbetalen.

Uitspraak

201402624/1/A3.
Datum uitspraak: 28 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Utrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 februari 2014 in zaken nrs. 13/10 en 13/2702 in het geding tussen:
[appellant]
en
1. de burgemeester van Utrecht,
2. het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Procesverloop
Bij gezamenlijk besluit van 3 augustus 2012 hebben de burgemeester en het college, ieder voor zover bevoegd, de door Amazing Bread Company B.V. aangevraagde exploitatievergunning en Drank- en Horecawetvergunning (hierna: de DHW-vergunning) ter uitbreiding van het terras voor het horecabedrijf Caffe P aan de Mariaplaats 44 te Utrecht verleend.
Bij gezamenlijk besluit van 12 november 2012 hebben de burgemeester en het college, ieder voor zover bevoegd, het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij gezamenlijk besluit van 19 december 2012, gewijzigd bij besluit van 21 december 2012, hebben de burgemeester en het college, ieder voor zover bevoegd, de door Amazing Bread Company B.V. aangevraagde exploitatievergunning en DHW-vergunning ter uitbreiding van het terras voor het horecabedrijf Delano aan de Mariaplaats 42 te Utrecht verleend.
Bij besluit van 6 april 2013 heeft de burgemeester, die sinds 1 januari 2013 ook het bevoegde orgaan is ingevolge de Drank- en Horecawet, het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 februari 2014 heeft de rechtbank de door [appellant] tegen de besluiten van 12 november 2012 en 6 april 2013 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester en het college hebben gezamenlijk een verweerschrift ingediend.
De burgemeester heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.M. Deveer, advocaat te Utrecht, en het college en de burgemeester, vertegenwoordigd door M. Akkersdijk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Horecaverordening Utrecht 2004 (hierna: de Horecaverordening) is het verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester (exploitatievergunning).
Ingevolge artikel 10, eerste lid, weigert de burgemeester de exploitatievergunning:
(…)
d. indien naar zijn oordeel het woon- en leefklimaat, de openbare orde of veiligheid in de omgeving van het horecabedrijf op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf;
e. bij toepassing van het bepaalde onder d. houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en van de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen of zal komen te liggen, de aard van het horecabedrijf, de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse al blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf, de wijze van bedrijfsvoering van de houder in deze of in andere horecabedrijven;
(…).
Ingevolge het tweede lid weigert de burgemeester, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, de exploitatievergunning voor een bij het horecabedrijf behorend terras dat op de openbare weg is gelegen, indien dat terras niet voldoet aan het bepaalde in het bij deze verordening behorende Terrassenreglement.
In het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2012 (hierna: het OHU 2012) zijn de visie en het beleid met betrekking tot de ontwikkeling van horeca in de stad Utrecht neergelegd.
2. [appellant], die aan de Mariaplaats woont, is in bezwaar en beroep opgekomen tegen de door de burgemeester en het college aan Amazing Bread Company B.V. verleende vergunningen. De burgemeester heeft zich wat betreft de exploitatievergunningen op het standpunt gesteld dat het OHU 2012 niet van toepassing is en derhalve alleen getoetst hoeft te worden aan de Horecaverordening en het Terrassenreglement. In de besluiten van 12 november 2012 en 6 april 2013 heeft de burgemeester zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat in dit geval artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Horecaverordening niet aan verlening van de exploitatievergunningen in de weg staat.
De rechtbank heeft de burgemeester in zijn standpunt over de toepasselijkheid van het OHU 2012 gevolgd en overwogen dat de burgemeester in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat het woon- en leefklimaat niet ontoelaatbaar nadelig wordt beïnvloed door de uitbreiding van de terrassen, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Horecaverordening. De burgemeester heeft de exploitatievergunningen terecht verleend, aldus de rechtbank.
3. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat het OHU 2012 van toepassing is en in de besluitvorming daaraan ten onrechte niet is getoetst, slaagt. De burgemeester heeft in een nader stuk van 10 oktober 2014 te kennen gegeven dat hij zich in bezwaar en beroep ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het OHU 2012 niet van toepassing was.
4. In hetgeen [appellant] verder heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding de aangevallen uitspraak te vernietigen. [appellant] heeft in hoger beroep niet gemotiveerd waarom de desbetreffende overwegingen van de aangevallen uitspraak onjuist zijn.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover die op de exploitatievergunningen ziet. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen overweegt de Afdeling het volgende. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen slaagt de beroepsgrond van [appellant] dat in de besluitvorming ten onrechte niet is getoetst aan het OHU 2012. De beroepen van [appellant] zijn gegrond. De besluiten van 12 november 2012 en 6 april 2013 komen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking, voor zover deze op de exploitatievergunningen zien. De Afdeling zal evenwel bepalen dat de rechtsgevolgen van die besluiten, voor zover ze zijn vernietigd, in stand blijven. Zij overweegt daartoe als volgt.
6. De burgemeester heeft in zijn nader stuk van 10 oktober 2014 te kennen gegeven alsnog de aanvragen van Amazing Bread Company B.V. aan het OHU 2012 te hebben getoetst. Dit leidt volgens de burgemeester echter niet tot het oordeel dat de exploitatievergunningen tot uitbreiding van de terrassen van Caffe P en Delano hadden moeten worden geweigerd. In hoofdstuk 4 "Visie en herziening beleid" van het OHU 2012 is opgenomen dat waar horeca is toegestaan, in beginsel, behoudens het Terrassenreglement en de reguliere wet- en regelgeving, ook terrassen zijn toegestaan. Voor de Mariaplaats is op dit uitgangspunt geen uitzondering gemaakt. Voorts is in het OHU 2012 uitdrukkelijk opgenomen dat voor terrassen geen beperkingen gelden. De burgemeester heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het OHU 2012 in zoverre geen grond oplevert om de gevraagde exploitatievergunningen wegens aantasting van het woon- en leefklimaat, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Horecavergunning, te weigeren, nu de toepassing van het OHU 2012 er niet toe leidt dat de burgemeester ten onrechte bepaalde relevante aspecten niet in zijn besluitvorming heeft meegenomen. Voorts heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat toetsing aan het OHU 2012 in dit geval niet betekent dat extra procedurele eisen gelden en bijzondere inhoudelijke toetsen zouden moeten plaatsvinden. De in hoofdstuk 6 van het OHU 2012 weergegeven zwaardere procedure ziet op die gevallen dat voor nieuwe horeca initiatieven of uitbreiding van de bestaande horeca een ontheffing van het bestemmingsplan nodig is. Dat is hier niet aan de orde, zodat, anders dan [appellant] heeft betoogd, dit hoofdstuk en het daarin opgenomen toetsingskader niet van toepassing zijn. Ook zijn de terrassen bij Caffe P en Delano geen onderdeel van een pilot, waarvoor een zwaardere procedure zou gelden. Nu toepassing van het OHU 2012 niet leidt tot het oordeel dat ten onrechte bepaalde relevante aspecten niet in de besluitvorming zijn meegenomen, ziet de Afdeling aanleiding de rechtsgevolgen van de besluiten, voor zover ze zijn vernietigd, in stand te laten.
7. De burgemeester dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 februari 2014 in zaken nrs. 13/10 en 13/2702, voor zover die op de exploitatievergunningen ziet;
III. verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond;
IV. vernietigt het gezamenlijk besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht en de burgemeester van Utrecht van 12 november 2012, kenmerk B12.2788, en het besluit van de burgemeester van Utrecht van 6 april 2013, kenmerk b13.0350 en b13.0351, voor zover deze op de exploitatievergunningen zien;
V. bepaalt dat de rechtsgevolgen van die besluiten, voor zover vernietigd, in stand blijven;
VI. veroordeelt de burgemeester van Utrecht tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van de beroepen en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.450,00 (zegge: tweeduizend vierhonderdvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat de burgemeester van Utrecht aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 562,00 (zegge: vijfhonderdtweeënzestig euro) voor de behandeling van de beroepen en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2015
434-773.