ECLI:NL:RVS:2015:1718

Raad van State

Datum uitspraak
3 juni 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
201405305/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.A. Mondt-Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontgrondingsvergunning voor herinrichting van natuurgebied en de gevolgen voor archeologische waarden

Op 3 juni 2015 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een ontgrondingsvergunning die op 13 mei 2014 was verleend door het college van gedeputeerde staten van Groningen aan de Dienst Landelijk Gebied regio Noord (thans Prolander). Deze vergunning betrof het ontgronden van percelen in de gemeenten Vlagtwedde en Stadskanaal voor de herinrichting van het gebied Ter Wupping-Wessinghuizen, als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur Westerwolde. De appellant, wonend in de nabijheid van het project, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, met als argument dat de ontgronding zou leiden tot aantasting van archeologische en aardkundige waarden in het gebied.

Tijdens de zitting op 30 april 2015 is de zaak behandeld, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. M.J. Smaling en het college van gedeputeerde staten door mr. M.J. Heutink-Veenstra en R.W.G. van der Zwaag. De appellant trok een beroepsgrond in, maar voerde aan dat de ontgronding voor een wandelpad en kano-opstapplaats zou leiden tot schade aan archeologische monumenten. Het college van gedeputeerde staten stelde dat alle belangen bij de vergunningverlening waren afgewogen en dat de ontgrondingswerkzaamheden geen onomkeerbare schade zouden veroorzaken.

De Raad van State oordeelde dat het college van gedeputeerde staten niet met de vereiste zorgvuldigheid had gehandeld bij de voorbereiding van het besluit, met name met betrekking tot de ontgronding van de kano-opstapplaats. Het beroep van de appellant werd gegrond verklaard, en het besluit van het college van gedeputeerde staten werd vernietigd voor zover het betrekking had op de kano-opstapplaats. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant en het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afweging van belangen bij het verlenen van ontgrondingsvergunningen, vooral in gebieden met archeologische waarde.

Uitspraak

201405305/1/R4.
Datum uitspraak: 3 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonpaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 mei 2014 heeft het college van gedeputeerde staten een vergunning als bedoeld in de Ontgrondingenwet verleend aan de Dienst Landelijk Gebied regio Noord (thans: Prolander) voor het ontgronden van (gedeelten van) een aantal percelen in de gemeenten Vlagtwedde en Stadskanaal ten behoeve van de herinrichting van het gebied Ter Wupping-Wessinghuizen (hermeandering Mussel Aa-Ruiten Aa), als onderdeel van de realisatie van de ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS) Westerwolde.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college van gedeputeerde staten heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
Het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde, [appellant] en het college van gedeputeerde staten hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 april 2015, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.J. Smaling, en het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. M.J. Heutink-Veenstra en R.W.G. van der Zwaag, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Prolander, vertegenwoordigd door ing. H. Roskam, gehoord.
Overwegingen
1. Ter zitting heeft [appellant] zijn beroepsgrond over meandering van de Ruiten Aa ten oosten van de Westeresch ingetrokken.
2. De bij het bestreden besluit verleende ontgrondingsvergunning ziet op het ontgronden van (gedeelten van) een aantal percelen in de gemeenten Vlagtwedde en Stadskanaal ten behoeve van de herinrichting van het gebied Ter Wupping-Wessinghuizen (hermeandering Mussel Aa-Ruiten Aa), als onderdeel van de realisatie van de EHS Westerwolde. De ontgrondingswerkzaamheden vloeien voort uit de inrichtingswerken die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en cultuurherstel welke bestaan uit het afplaggen van fosfaatrijke bovengrond, het hergraven van oude slenken, het herstellen van houtwallen en het ophogen van essen.
3. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Ontgrondingenwet is het, voor zover hier van belang, verboden zonder vergunning te ontgronden dan wel als eigenaar, erfpachter, vruchtgebruiker, opstalhouder, beklemde meier of gebruiker van enige onroerende zaak toe te laten dat aldaar zonder vergunning ontgronding plaats heeft.
Ingevolge het tweede lid kunnen aan een vergunning voorschriften worden verbonden ter bevordering en bescherming van belangen, betrokken bij de ontgronding, de herinrichting van de ontgronde onroerende zaken en de aanpassing van de omgeving van de ontgronde onroerende zaken.
Ingevolge artikel 10, vijfde lid, worden besluiten tot het verlenen, wijzigen of intrekken van een vergunning genomen na afweging van de in artikel 3, tweede lid, bedoelde belangen.
4. [appellant] voert aan dat de ontgronding ten behoeve van de aanleg van een wandelpad over de Westeresch en een kano-opstapplaats aan de Jaskampenweg te Vlagtwedde tot aantasting van de archeologische en aardkundige waarden leidt. Daartoe voert hij aan dat het wandelpad en de kano-opstapplaats zijn voorzien op een archeologisch en aardkundig monument. Hij wijst in dit verband op het overgelegde rapport van ingenieursbureau boorsma b.v. van 17 juli 2014.
4.1. Het college van gedeputeerde staten stelt zich op het standpunt dat alle bij de ontgronding betrokken belangen bij de vergunningverlening zijn afgewogen. Volgens het college van gedeputeerde staten is bij de beoordeling van de vergunningaanvraag ermee rekening gehouden dat het gebied waarop de ontgrondingswerkzaamheden zien bekend is als archeologische vindplaats en dat in het gebied sprake is van bijzondere aardkundige waarden. In de ontgrondingsvergunning is ten aanzien van het aspect archeologie als voorschrift opgenomen dat gewerkt dient te worden volgens het programma van eisen, aldus het college van gedeputeerde staten. Volgens het college van gedeputeerde staten beperkt het grondwerk ten behoeve van het wandelpad over de Westeresch zich tot een diepte van maximaal 0,3 m. Het betreffende deel van de Westeresch is thans in gebruik als landbouwgrond dan wel langdurig als zodanig in gebruik geweest, zodat deze toplaag al veelvuldig is geroerd en het grondwerk niet zal leiden tot aantasting van het op de Westeresch aanwezige bodemarchief, aldus het college van gedeputeerde staten. De kano-opstapplaats aan de Jaskampenweg is volgens het college van gedeputeerde staten voorzien aan dan wel in de Ruiten Aa, zodat de ontgrondingswerkzaamheden plaatsvinden in de oever van de Ruiten Aa en daarmee aantasting van de archeologische en aardkundige waarden op de Westeresch niet aan de orde is.
4.2. Ingevolge voorschrift 1 van de ontgrondingsvergunning, voor zover hier van belang, dient om tegemoet te komen aan de bezwaren van de heer [appellant], [locatie] te [plaats], de geprojecteerde kano-opstapplaats langs de Jaskampenweg te worden aangelegd direct ten noordwesten van de brug over de Ruiten Aa.
4.3. Op de tekening ‘Maatregelenkaart Recreatie + Natuur en landschap’ behorende bij de ontgrondingsvergunning is het aan te brengen wandelpad over de Westeresch weergegeven. Uit de bij de ontgrondingsvergunning behorende tekening ‘Details 2’ volgt dat ter plaatse van het voorziene wandelpad over de Westeresch een grondlaag van 0,3 m diepte zal worden ontgraven. Tussen partijen is niet in geschil dat op de Westeresch aardkundige en archeologische waarden aanwezig zijn. In het deskundigenbericht is vermeld dat uit de door [appellant] overgelegde historische kaarten blijkt dat ongeveer ter hoogte van het aan te leggen wandelpad in het verleden al een pad was gelegen. De bedoeling is om het wandelpad op deze historische locatie aan te leggen. Volgens het deskundigenbericht zal de ondiepe bodem door het (normale) agrarisch gebruik van de percelen (zoals ploegen, frezen, omwoelen) reeds zijn verstoord, zodat niet is te verwachten dat zich in de te ontgraven grondlaag tot 0,3 m diepte nog niet geroerde archeologische waarden zullen bevinden. Voorts is in het deskundigenbericht vermeld dat het uitgegraven esdek zal worden verspreid over het naastgelegen esdek, zodat geen uitgegraven grond zal worden afgevoerd. In het deskundigenbericht wordt geconcludeerd dat met de aanleg van het wandelpad geen sprake is van onomkeerbare aantasting van aardkundige waarden. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunten om het deskundigenbericht in zoverre niet te volgen. Gelet op het vorenstaande geeft het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de archeologische en aardkundige waarden in zoverre onvoldoende zijn betrokken in de belangenafweging.
Het betoog faalt in zoverre.
4.4. Voorts is op de tekening ‘Maatregelenkaart Recreatie + Natuur en landschap’ behorende bij de ontgrondingsvergunning de aan te brengen kano-opstapplaats nabij de Jaskampenweg weergegeven. Zoals in het deskundigenbericht is vermeld volgt uit de bij de ontgrondingsvergunning behorende tekening ‘Details 2’ dat de ontgraving van de bestaande oever ten behoeve van de kano-opstapplaats zal plaatsvinden over een lengte van ongeveer 40 m en een breedte van ongeveer 7 m alsmede onder een talud van 1:10. In het deskundigenbericht staat dat de ontgraving in de westoever van de Ruiten Aa zal plaatsvinden en daarmee mogelijk ook in de steilrand. Dat de ontgronding van de kano-opstapplaats onder archeologische begeleiding moet plaatsvinden, laat volgens het deskundigenbericht echter onverlet dat de steilrand kan worden doorgraven en daarmee aardkundige waarden kunnen worden aangetast. Volgens het deskundigenbericht heeft er geen afweging plaatsgevonden ten aanzien van de mogelijke gevolgen voor de aardkundige waarden door de aanleg van de kano-opstapplaats. [appellant] heeft deze conclusie onderschreven in de zienswijze over het deskundigenbericht. Het college van gedeputeerde staten heeft naar aanleiding van het gestelde in het deskundigenbericht in de zienswijze over het deskundigenbericht gesteld dat initiatiefnemer afziet van de aanleg van de kano-opstapplaats zodat de ontgronding ter plaatse niet zal worden uitgevoerd. Prolander heeft dit ter zitting bevestigd. Gelet op het vorenstaande heeft het college van gedeputeerde staten het besluit, voor zover het de ontgronding van de kano-opstapplaats aan de Jaskampenweg te Vlagtwedde betreft, niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
Het betoog slaagt.
5. Hetgeen [appellant] omtrent de verzwakking van de waarden van de EHS heeft gesteld is niet nader onderbouwd en faalt reeds daarom.
6. [appellant] vreest voor aantasting van zijn privacy nu nabij zijn woning aan de [locatie] te [plaats] een wandelpad wordt aangelegd over de Westeresch.
6.1. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 12 oktober 2005 in zaak nr. 200502407/1, kunnen bezwaren over het gebruik van de percelen na afloop van de ontgronding niet worden meegewogen bij de beoordeling van het besluit waarbij een ontgrondingsvergunning is verleend. Het betoog van [appellant] met betrekking tot de invloed van het recreatieve gebruik van het wandelpad op de privacy ter plaatse van zijn perceel, dient daarom in deze procedure buiten beschouwing te blijven.
7. Het beroep van [appellant] is gegrond. Het bestreden besluit dient, voor zover het ziet op de ontgronding van de kano-opstapplaats aan de Jaskampenweg te Vlagtwedde, als ook de daarop betrekking hebbende aan de vergunning verbonden voorschriften, te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Het college van gedeputeerde staten dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Groningen van 13 mei 2014, kenmerk 2013-27, voor zover het ziet op de ontgronding van de kano-opstapplaats aan de Jaskampenweg te Vlagtwedde, als ook de daarop betrekking hebbende aan de vergunning verbonden voorschriften;
III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Groningen tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.225,00 (zegge: twaalfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Groningen aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Lodeweges
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2015
625.