201407824/1/A2.
Datum uitspraak: 3 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2014 in zaak nrs. 13/7765 en 13/7766 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Voorschot
Bij besluit van 26 mei 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [wederpartij] over het berekeningsjaar 2009 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag op nihil vastgesteld.
Bij besluit van 24 oktober 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen opnieuw op het bezwaar van [wederpartij] beslist en dat bezwaar ongegrond verklaard.
Tegemoetkoming
Bij besluit van 3 juli 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [wederpartij] toegekende kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 definitief vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 4 november 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 augustus 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] tegen de besluiten van 24 oktober 2013 en 4 november 2013 ingestelde beroep gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen nieuwe besluiten op de gemaakte bezwaren dient te nemen met in achtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2015, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, werkzaam bij deze dienst, en [wederpartij], bijgestaan door mr. A. Jongejan, advocaat te Capelle aan den IJssel, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wet kinderopvang heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft:
a. kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum; of
b. gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht, en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1º. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2º. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3º. de soort kinderopvang.
2. De Belastingdienst/Toeslagen betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat hij in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld en voorts dat het disproportioneel is om de kinderopvangtoeslag op nihil vast te stellen.
Hiertoe voert de Belastingdienst/Toeslagen aan dat de vraagouder zelf ook kosten moeten dragen om kinderopvangtoeslag te kunnen krijgen. Dat een deel van de kosten is voldaan, betekent niet dat voor dat deel toeslag moet worden verstrekt. Volgens de Belastingdienst/Toeslagen heeft [wederpartij] daarnaast niet aangetoond dat de gemeente Capelle aan den IJssel een deel van de kosten heeft voldaan of dat het gastouderbureau de eigen bijdrage in de kosten heeft kwijtgescholden.
2.1. Aan het besluit van 24 oktober 2013 is ten grondslag gelegd dat [wederpartij] op 4 januari 2012 is gevraagd aan te tonen of de kosten van kinderopvang zijn voldaan en dat zij heeft geantwoord dat zijzelf geen betalingen heeft gedaan. Hieruit volgt volgens de Belastingdienst/Toeslagen dat [wederpartij] niet vanuit haar eigen vermogen heeft bijgedragen aan de kosten van kinderopvang. Aangezien aan [wederpartij] een voorschot van € 4.234,00 is toegekend en de totale kosten van kinderopvang in 2009 € 5.368,00 waren, zijn niet alle opvangkosten voldaan en bestaat dus geen aanspraak op kinderopvangtoeslag, aldus de Belastingdienst/Toeslagen.
2.2. [wederpartij] heeft een voorschot kinderopvangtoeslag van € 4.234,00 toegekend gekregen. Dit bedrag is op de rekening van het gastouderbureau gestort en is vervolgens uitbetaald aan de gastouder.
Uit de overeenkomst van 1 september 2009 blijkt dat [wederpartij] met het gastouderbureau heeft afgesproken dat haar kind met ingang van september 2009 voor 220 uur per maand tegen een uurprijs van € 6,10 wordt opgevangen bij de gastouder. Maandelijks heeft het gastouderbureau, zo volgt uit een specificatie van openstaande facturen, een bedrag van € 1.342,00 bij [wederpartij] in rekening gebracht. De kosten van de maanden september tot en met december 2009 waren daarmee € 5.368,00.
2.3. De wetgever heeft voor een financiering door alle betrokkenen bij de kinderopvang gekozen, waarbij dat deel van de kosten dat resteert nadat de overheid en de werkgever hun aandeel hebben geleverd, voor rekening van de ouders komt (Kamerstukken II 2001/02, 28 447, nr. 3, blz. 20-21). In aanmerking genomen dat het aan [wederpartij] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag ten bedrage van € 4.234,00 minder was dan de totale kosten van kinderopvang in 2009, was [wederpartij] gehouden om het resterende bedrag aan kosten (€ 1.134,00) te voldoen. Op basis van de facturen en het voorschot had [wederpartij] kunnen vaststellen dat zij dat bedrag zelf nog diende te betalen. Dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, het voor [wederpartij] niet duidelijk is geweest dat zij nog een deel van de kosten moest voldoen, onderschrijft de Afdeling dan ook niet. De Belastingdienst/Toeslagen heeft voorts niet toegezegd dat [wederpartij] niets behoefde te betalen, zodat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet in strijd met het vertrouwensbeginsel is gehandeld.
2.4. Dat voormeld bedrag aan kosten, in weerwil van het betoog dat [wederpartij] niet wist dat een deel van de kosten door haar moest worden gedragen, niettemin is voldaan, heeft [wederpartij] niet aangetoond. Zij heeft op geen enkele wijze gestaafd dat de gemeente Capelle aan den IJssel dat bedrag heeft voldaan dan wel dat het gastouderbureau dit heeft kwijtgescholden, daargelaten wat de consequentie van dat laatste zou zijn.
2.5. De Afdeling komt tot het oordeel dat Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag terecht op nihil heeft vastgesteld.
3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen de besluiten van 24 oktober 2013 en 4 november 2013 alsnog ongegrond verklaren.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2014 in zaak nrs. 13/7765 en 13/7766;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. de Heer, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. De Heer
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2015
636.