ECLI:NL:RVS:2015:1772

Raad van State

Datum uitspraak
3 juni 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
201309157/3/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • M.A.A. Mondt-Schouten
  • R.J.J.M. Pans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Krimpenerwaard College en verkeerssituatie rondom appartementen

Op 3 juni 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen de Vereniging van eigenaars van de 20 appartementen Groenendaal en de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van de raad van 18 juli 2013, waarbij het bestemmingsplan 'Krimpenerwaard College' werd gewijzigd vastgesteld. De vereniging stelde dat het besluit niet deugdelijke motivering bevatte met betrekking tot de verkeerssituatie en parkeermogelijkheden in de omgeving van de appartementen. De Afdeling oordeelde dat het besluit in strijd was met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en vernietigde het besluit voor zover het betreft het plandeel met de bestemming 'Maatschappelijk'. De raad werd opgedragen om de gebreken in het besluit te herstellen. De vereniging had ook zorgen geuit over de verkeersveiligheid door een toename van fietsverkeer en de tijdelijke ontsluiting van de appartementen voor al het verkeer. De Afdeling oordeelde dat deze aspecten niet aan de planregeling zelf waren gerelateerd, maar aan de uitvoering ervan. De Afdeling concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de parkeerbehoefte voldoende was ondervangen, ondanks een tekort in het weekend. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven in stand, en de raad moet het griffierecht vergoeden aan de vereniging.

Uitspraak

201309157/3/R4.
Datum uitspraak: 3 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
De vereniging Vereniging van eigenaars van de 20 appartementen Groenendaal nummers 9 tot en met 47 (hierna: de vereniging),
gevestigd te Krimpen aan den IJssel,
appellante,
en
de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Krimpenerwaard College" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de vereniging beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juli 2014, waar de vereniging, vertegenwoordigd door J.L. Matze, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S. Lamkadmi en mr. P. Al, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 8 oktober 2014 in zaak nr. 201309157/1/R4 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 18 juli 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 12 februari 2015 heeft de raad ten aanzien van het beroep van de vereniging een nadere motivering van zijn besluit van 18 juli 2013 ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de vereniging hierover een zienswijze ingediend.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 8.3 overwogen dat ten aanzien van de door de vereniging gevreesde overlast door autoverkeer en de gevolgen voor de parkeersituatie ter plaatse, in de aan het besluit ten grondslag gelegde mobiliteitstoets bij de berekening van autoverkeer ervan is uitgegaan dat de zuidelijke toegang van de nieuwe erftoegangsweg langs het Krimpenerwaard College alleen toegankelijk zal zijn voor vrachtverkeer en hulpdiensten. De Afdeling heeft echter vastgesteld dat een dergelijke beperking niet in het plan is opgenomen. Uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden is het op grond van de planologische regeling inzake de bestemming "Maatschappelijk" mogelijk een toegangsweg zonder verkeerssluis of beweegbaar object te realiseren, zodat ook autoverkeer tussen het plangebied en de ontsluiting naar de Groenendaal in zuidwestelijke richting, langs het appartementsgebouw van de leden van de vereniging, mogelijk is. Gelet hierop heeft de Afdeling geoordeeld dat het besluit in zoverre, in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), niet berust op een deugdelijke motivering. Omdat, zoals blijkt uit de mobiliteitstoets, ook de beoordeling van de parkeersituatie is gebaseerd op de aanname dat autoverkeer tussen het plangebied en de zuidwestelijke ontsluiting naar de Groenendaal niet mogelijk is, heeft de Afdeling geoordeeld dat ook ten aanzien van de gevolgen van de in het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen voor de parkeersituatie ter plaatse het besluit niet voldoende draagkrachtig is gemotiveerd.
2. Het beroep van de vereniging tegen het besluit van 18 juli 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Krimpenerwaard College" is, gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen onder 8.3, gegrond. Dit besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk".
3. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen de daarin omschreven gebreken in het besluit te herstellen. De raad diende daartoe met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 8.3 te motiveren dat de in het plan vastgestelde regeling niet tot onaanvaardbare gevolgen leidt voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse, dan wel de in het plan vastgestelde regeling te wijzigen.
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij brief van 12 februari 2015 het besluit van 18 juli 2013 nader gemotiveerd. In deze brief verwijst de raad naar de Oplegnotitie mobiliteitstoets Krimpenerwaard College van Rho adviseurs van 9 december 2014 (hierna: de oplegnotitie). In de oplegnotitie is een beschrijving weergegeven van de verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid en de parkeersituatie in de situatie dat de zuidelijke toegang van de nieuwe erftoegangsweg van het Krimpenerwaard College toegankelijk is voor alle verkeersdeelnemers. Ten aanzien van deze aspecten is in de oplegnotitie geconcludeerd dat deze de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan.
5. De vereniging stelt in haar zienswijze dat zij het niet eens is met de conclusies van de oplegnotitie. Ten aanzien van het aspect verkeersveiligheid wijst zij erop dat in de nabijheid van de toegangsweg naar de appartementen een nieuw fietspad zal worden gerealiseerd. Dit zal zorgen voor een grotere toestroom aan fietsende scholieren. In combinatie met het gegeven dat scholieren tevens gebruik maken van de sportzaal die in de directe nabijheid van de appartementen is gelegen, zal dit volgens de vereniging leiden tot verkeersonveilige situaties voor de bewoners van de appartementen. Tevens stelt de vereniging dat het gemeentebestuur heeft aangegeven dat de definitieve toegangsweg naar het Krimpenerwaard College nog niet aangelegd kan worden in verband met de sloop van het oude schoolgebouw en dat het gemeentebestuur daarom van plan is om voor de periode van een half jaar de toegangsweg naar de appartementen voor al het verkeer toegankelijk te maken. Dit zal volgens de vereniging eveneens leiden tot onveilige verkeersituaties. Over parkeren voert de vereniging aan dat in de oplegnotitie ten onrechte ervan wordt uitgegaan dat bezoekers van het Krimpenerwaard College gebruik zullen maken van de parkeerplaatsen aan de Driekamp. Volgens de vereniging leert de ervaring dat bezoekers van de bestaande nabijgelegen sportzaal hun auto zo dichtbij mogelijk parkeren.
6. Wat betreft de stelling van de vereniging dat het plan zal leiden tot verkeersonveilige situaties vanwege een grotere toestroom van fietsende scholieren, overweegt de Afdeling dat dit aspect reeds in de tussenuitspraak aan de orde is gekomen. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat geen aanleiding bestaat voor de verwachting dat het plan zal leiden tot een onevenredige toename van het langzaam verkeer in de nabijheid van de woningen van de leden van de vereniging. Behoudens zeer uitzonderlijke gevallen kan niet worden teruggekomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een zeer uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel moet worden uitgegaan.
7. Over de stelling van de vereniging dat het plan voor de bewoners leidt tot verkeersonveiligheid, nu de erftoegangsweg van de appartementen tijdelijk zal fungeren als ontsluitingsweg voor al het verkeer van en naar het Krimpenerwaard College omdat de noordelijke toegangsweg in verband met de sloop van het oude schoolgebouw nog niet aangelegd kan worden, overweegt de Afdeling dat dit punt niet de planregeling zelf betreft, maar de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Voor zover het betoog zo moet worden opgevat dat volgens de vereniging een voorwaardelijke verplichting had moeten worden opgenomen om deze toegangsweg te realiseren alvorens het nieuwe schoolgebouw wordt geopend, heeft de vereniging met dit betoog haar beroepsgronden uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Awb, alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen de vereniging in dit opzicht aanvoert, buiten inhoudelijke bespreking blijft.
8. Wat betreft de beroepsgrond van de vereniging over het parkeren, overweegt de Afdeling het volgende. In de oplegnotitie is vermeld dat ten behoeve van het Krimpenerwaard College en de door het plan mogelijk gemaakte sporthal en sportvelden 66 nieuwe parkeerplaatsen worden voorzien en dat de resterende parkeerbehoefte zal worden opgevangen door de 43 bestaande parkeerplaatsen op de Driekamp, zodat in totaal 109 parkeerplaatsen in de nabijheid beschikbaar zijn. Op werkdagen bieden deze parkeerplaatsen voldoende capaciteit om de parkeerbehoefte op te vangen. Evenwel bestaat in het weekeinde behoefte aan 123 parkeerplaatsen, zodat een tekort van maximaal 14 parkeerplaatsen ontstaat. Dit tekort kan volgens de oplegnotitie evenwel worden opgevangen doordat in de nabijheid van het plangebied ruim voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. Bovendien mag in het weekeinde op de Driekamp lang geparkeerd worden en zal in een goede looproute worden voorzien tussen de Driekamp en de nieuwe ontwikkeling, waardoor de loopafstanden klein zijn, aldus de oplegnotitie. De vereniging heeft niet aannemelijk gemaakt dat de bevindingen in de oplegnotitie niet juist zijn. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in de parkeerbehoefte genoegzaam is voorzien. De Afdeling ziet derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat door het plan onaanvaardbare parkeerhinder optreedt voor de bewoners van de appartementen. Het betoog faalt.
9. Wat betreft het door de vereniging gestelde alternatief om het Krimpenerwaard College te ontsluiten via de Driekamp aan de noordzijde van het plangebied, overweegt de Afdeling dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. De raad heeft in de Nota inspraak en overleg vermeld dat aan een ontsluiting voor autoverkeer vanaf de Driekamp een aantal bezwaren kleeft. De doorsnijding van de sportvelden met een auto-ontsluiting is ongewenst binnen een aaneengesloten sportcomplex. Ook moet, als voor die ontsluiting gekozen wordt, bevoorradend vrachtverkeer voor de school achteruitrijden van of op het schoolterrein. Ter zitting heeft de raad voorts erop gewezen dat te weinig fysieke ruimte ter plaatse beschikbaar is om een ontsluiting te realiseren. Om deze ontsluiting aan te leggen, zal één van de sportvelden moeten worden verwijderd zodat tevens het schoolplein kan worden gerealiseerd. Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid kunnen afzien van het door de vereniging voorgestelde alternatief.
10. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit van 18 juli 2013, voor zover vernietigd, in stand blijven.
11. Niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel van 18 juli 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Krimpenerwaard College" voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk";
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit, voor zover vernietigd, in stand blijven;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel aan de vereniging Vereniging van eigenaars van de 20 appartementen Groenendaal 9 tot en met 47 het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Oudenaarden
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2015
568-817.