ECLI:NL:RVS:2015:1894

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2015
Publicatiedatum
17 juni 2015
Zaaknummer
201408113/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om informatie en proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 september 2014. Het geschil betreft de verstrekking van documenten door het college van burgemeester en wethouders van Leudal naar aanleiding van een verzoek om informatie van [appellant]. Op 25 februari 2013 heeft het college enkele documenten verstrekt, maar niet de initiële akte van aanstelling van een verbalisant, wat [appellant] betwistte. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond op 6 juni 2013, en de rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak. [appellant] stelde dat het college ten onrechte niet de akte van aanstelling van de verbalisant uit 2006 had verstrekt, terwijl hij om alle relevante documenten had verzocht. De Raad van State oordeelde dat het college niet verplicht was om de proceskosten van [appellant] te vergoeden, omdat het college had voldaan aan de informatieplicht door de relevante documenten te verstrekken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

201408113/1/A3.
Datum uitspraak: 17 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Haelen, gemeente Leudal,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 september 2014 in zaak nr. 13/1688 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Leudal.
Procesverloop
Bij besluit van 25 februari 2013 heeft het college naar aanleiding van een verzoek om informatie van [appellant] documenten aan hem verstrekt.
Bij besluit van 6 juni 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 september 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het tweede lid vermeldt de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
2. Bij brief van 18 februari 2013 heeft [appellant] het college verzocht om toezending van alle documenten aangaande een door hem nader geduid ontvangen transactievoorstel, waaronder "de akte van aanstelling van de betrokken medewerker(s) alsmede eventuele wijzigingsbesluiten".
Bij besluit van 25 februari 2013 heeft het college een aantal documenten verstrekt, waaronder een afschrift van de geldende akte van aanstelling van de dienstdoende verbalisant. In het tegen dat besluit ingediende bezwaarschrift heeft [appellant] aangevoerd dat ten onrechte de initiële akte van aanstelling van deze verbalisant niet is verstrekt en heeft hij verzocht om een vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten.
In het besluit op bezwaar van 6 juni 2013 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het, gezien de formulering van het verzoek, niet had hoeven begrijpen dat ook was beoogd om de initiële akte van aanstelling te ontvangen.
Bij besluit van 21 oktober 2014 heeft het college naar aanleiding van een nieuw verzoek van [appellant] van 20 oktober 2014 de initiële akte van aanstelling verstrekt.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat het college inmiddels alle verzochte documenten heeft verstrekt. Het geschil is beperkt tot de vraag of het college gehouden is de in bezwaar door [appellant] gemaakte proceskosten te vergoeden.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college heeft mogen volstaan met de bij het besluit van 25 februari 2013 verstrekte akte van aanstelling van 30 januari 2007. Hiertoe voert hij aan dat het college ten onrechte niet de akte van aanstelling van de dienstdoende verbalisant in de gemeente Roggel en Neer van 15 augustus 2006 heeft verstrekt, terwijl hij om de akte van aanstelling, inclusief alle wijzigingsbesluiten, heeft verzocht. De omstandigheid dat de gemeente Leudal pas op 1 januari 2007 is ontstaan uit een gemeentelijke herindeling, maakt niet dat laatstgenoemde akte van aanstelling niet hoefde te worden verstrekt, aangezien de gemeente Leudal de rechtsopvolger is van de gemeente Roggel en Neer, aldus [appellant].
4.1. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
4.2. Het college heeft in het besluit van 6 juni 2013 toegelicht waarom het het verzoek van [appellant] aldus heeft begrepen dat mocht worden volstaan met toezending van de verstrekte akte van aanstelling van de dienstdoende verbalisant. Daartoe heeft het college overwogen dat de akte van aanstelling van 30 januari 2007 de eerste benoeming van de dienstdoende verbalisant was in de gemeente Leudal. Deze akte van aanstelling is een nieuwe aanstellingsakte en geen wijzigingsbesluit van de akte van aanstelling van 15 augustus 2006. Gelet op het feit dat uit het verzoek van 18 februari 2013 niet uitdrukkelijk volgt dat [appellant] naast de verstrekte akte van aanstelling ook de daarvoor geldende akte van aanstelling wenste te ontvangen, bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college bij het besluit van 25 februari 2013 heeft mogen volstaan met het verstrekken van de akte van aanstelling van 30 januari 2007 (vergelijk de uitspraak van 27 mei 2015 in zaak nr. 201406398/1/A3; www.raadvanstate.nl).
Gelet op het vorenoverwogene is het college niet gehouden de in bezwaar door [appellant] gemaakte proceskosten te vergoeden.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Beerse
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2015
434-816.