201409263/2/R1.
Datum uitspraak: 9 juni 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Limmen, gemeente Castricum,
en
het college van burgemeester en wethouders van Castricum,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 september 2014 heeft het college het uitwerkingsplan "Limmen-Zandstroom, fase 1" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 juni 2015, waar [verzoeker], en het college, vertegenwoordigd door H. Goverde en J. van Boven, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Ter zitting hebben [verzoeker] en het college nadere stukken overgelegd.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het uitwerkingsplan voorziet in woningbouw. Er zijn maximaal 70 woningen toegestaan. [verzoeker] woont op de [locatie] in de nabijheid van de woningbouwlocatie. Hij richt zich tegen het gehele plan. Hij verzoekt om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat met de bouw van de woningen kan worden begonnen.
3. [verzoeker] betoogt dat er onvoldoende zekerheid is over de aanleg van de aansluiting op de A9, hetgeen in het verleden als een noodzakelijke voorwaarde is gesteld voor de ontwikkeling van het plangebied.
3.1. In de uitspraak van de Afdeling van 12 september 2012 in zaak nr. 201103581/1/R1 lag het bestemmingsplan "Limmen-Zandzoom" ter beoordeling voor. In deze uitspraak heeft de Afdeling het standpunt van de raad dat de gesloten bestuursovereenkomst en het principebesluit van de minister van Infrastructuur en Milieu de verlangde mate van zekerheid over de aansluiting op de A9 bieden, niet onredelijk geacht. De voorzieningenrechter sluit zich bij dit oordeel aan nu niet gebleken is van nieuwe feiten en omstandigheden die nopen tot een ander oordeel. De stellingen van [verzoeker] dat onvoldoende financiële middelen voorhanden zijn om de aansluiting te realiseren en provinciale staten op 10 november 2014 een amendement hebben aangenomen waarbij de voorgenomen realisatiefase van de aansluiting wordt terugverwezen naar de planfase zijn hiervoor onvoldoende, omdat het college ter zitting heeft toegelicht dat het regelmatige en recente contact met de provincie nog steeds is gericht op realisering van de aansluiting op de A9. Voorts doen de stellingen niet af aan het verleende principebesluit van de minister en de bestuursovereenkomst. Bovendien is op 12 maart 2014 nog een bestuursovereenkomst gesloten waarin nadere afspraken zijn gemaakt tussen de provincie Noord-Holland en de gemeenten Alkmaar, Castricum en Heiloo over de aansluiting.
4. [verzoeker] betoogt dat het "Verkeersonderzoek Zandzoom" van 16 juli 2010, opgesteld door het verkeersbureau GoudappelCoffeng (hierna: verkeersonderzoek) niet actueel en onvolledig is waardoor onzeker is of de capaciteit van de Kapelweg voldoende is voor de verkeersafwikkeling. [verzoeker] betoogt voorts dat de Kapelweg onveilig is omdat het een smalle weg betreft en er geen trottoir wordt gerealiseerd op de Kapelweg.
4.1. In het verkeersonderzoek staat dat de capaciteit van de Kapelweg zonder voetgangersvoorzieningen circa 2000 mvt/etmaal bedraagt. De prognose voor het jaar 2020, die is gebaseerd op de realisatie van 750 woningen geeft voor de Kapelweg een intensiteit aan van 1300 mvt/etmaal. Uit recente tellingen van juni 2014 blijkt dat deze intensiteit niet gehaald wordt, ook niet met de extra intensiteiten als gevolg van dit plan. Volgens het verkeersonderzoek is, uitgaande van maximaal 70 woningen in het plangebied, sprake van gemiddeld 450 voertuigbewegingen per etmaal extra.
Gelet op de recente tellingen en de marge tussen hetgeen aan intensiteit wordt verwacht en de capaciteit van de Kapelweg ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de capaciteit van de Kapelweg onvoldoende is voor de verkeersafwikkeling.
Gelet op het geringe aantal voertuigbewegingen heeft het college zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aanpassingen aan de Kapelweg met het oog op de verkeersveiligheid niet noodzakelijk zijn in het kader van dit plan. Het college heeft ter zitting toegelicht dat in het kader van de uitvoering alsnog een trottoir kan worden aangelegd indien blijkt dat maatregelen nodig zijn. De bestemming verzet zich daar niet tegen.
5. [verzoeker] betoogt dat de voorziene woningbouwlocatie in tegenstelling tot hetgeen is opgenomen in de Gebiedsvisie Zandzoom Limmen van augustus 2013, opgesteld door Strootman Landschapsarchitecten (hierna: Gebiedsvisie) uitsluitend via de Kapelweg is ontsloten.
5.1. De woningbouwlocatie wordt op drie plekken ontsloten op de Kapelweg. In de Gebiedsvisie is opgenomen dat buurten op minimaal twee plekken worden aangetakt aan één bestaand lint of aan twee aansluitende linten. Daaraan wordt derhalve voldaan. De afbeelding op pagina 21 in de Gebiedsvisie waar [verzoeker] op wijst en waarop te zien is op welke wijze buurten op twee plaatsen worden gekoppeld aan verschillende linten heeft niet het karakter van een limitatieve opsomming van ontsluitingsmogelijkheden gelet op de voorgaande passage uit de Gebiedsvisie. De ontsluiting in dit plan is derhalve niet in strijd met de Gebiedsvisie.
6. [verzoeker] betoogt dat er ten onrechte geen plan is voor een adequate oplossing voor de kruising Rijksweg-Visserweg. [verzoeker] voert in dit kader aan dat door de raad in het kader van de besluitvorming die heeft geleid tot de procedure en de uitspraak van de Afdeling van 12 september 2012 is toegezegd dat de aanpassing van de kruising Rijksweg-Visweg gelijktijdig met de start van de woningbouw ter hand zal worden genomen.
6.1. Het college heeft ter zitting onweersproken gesteld dat thans onderzoek wordt gedaan naar de aanpassing van de kruising Rijksweg-Visweg. Gelet hierop kan [verzoeker] niet worden gevolgd in zijn stelling dat aan de onder 6. bedoelde toezegging niet wordt voldaan.
7. [verzoeker] heeft ter zitting toegelicht dat zijn beroepsgrond omtrent de waterhuishouding moet worden uitgelegd in die zin dat hij betoogt dat de nadere technische uitwerking van het aspect "water" niet gereed was ten tijde van de vaststelling van het uitwerkingsplan.
7.1. Nu geen sprake is van een inhoudelijk bezwaar tegen de wijze waarop de waterhuishouding is geregeld, bestaat reeds daarom geen reden voor schorsing.
8. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Bosnjakovic
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2015
410-812.