ECLI:NL:RVS:2015:201

Raad van State

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
28 januari 2015
Zaaknummer
201404676/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Kramer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor horecadoeleinden in strijd met bestemmingsplan te Born

In deze zaak heeft de Raad van State op 28 januari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen om een omgevingsvergunning te verlenen. Het college had op 18 juni 2013 besloten om de vergunning te weigeren voor het gebruik van een pand op het perceel [locatie] te Born voor horecadoeleinden, in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank Limburg had eerder, op 30 april 2014, het beroep van [appellant] ongegrond verklaard.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 9 december 2014, waarbij [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat mr. H.J. Amsing. Het college werd vertegenwoordigd door J.M. van Dongen en E. Evers. De Raad overwoog dat het college terecht had geweigerd de omgevingsvergunning te verlenen, omdat het gebruik van het pand voor horeca in strijd was met de bestemming "Gemengd-1" volgens het bestemmingsplan "Born-Buchten-Hultom". De Raad oordeelde dat het college bij de belangenafweging de relevante beleidsstukken had betrokken en dat er geen grond was om te oordelen dat de weigering onterecht was.

Het betoog van [appellant] dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd dat het gebruik van het pand voor horecadoeleinden niet zou leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat, werd door de Raad van State verworpen. De rechtbank had terecht overwogen dat het college bij de beoordeling van het woon- en leefklimaat rekening had kunnen houden met de nabijheid van woningen en de ruimtelijke uitstraling van horeca ten opzichte van detailhandel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

201404676/1/A1.
Datum uitspraak: 28 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Born, gemeente Sittard-Geleen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 30 april 2014 in zaak nr. 13/2334 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2013 heeft het college opnieuw geweigerd [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van gronden of bouwwerken, het (ver)bouwen van een bouwwerk, het (doen) vellen van een houtopstand en het maken van handelsreclame op het perceel [locatie] te Born (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 30 april 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. H.J. Amsing, advocaat te Heerlen, en het college, vertegenwoordigd door J.M. van Dongen en E. Evers, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De gevraagde omgevingsvergunning ziet onder meer op het verrichten van verbouwingswerkzaamheden aan het pand op het perceel en het gebruik van het pand voor horecadoeleinden in strijd met het bestemmingsplan ten behoeve van een Italiaanse ijssalon en koffiebar. Het college heeft geweigerd om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, 3˚ van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) omgevingsvergunning te verlenen.
2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Born-Buchten-Hultom" rust op het perceel de bestemming "Gemengd-1".
Ingevolge artikel 11.1 van de planregels zijn de voor "Gemengd-1" aangewezen gronden op de begane grond, voor zover van belang, bestemd voor detailhandel.
3. Vast staat dat het gebruik van het pand ten behoeve van horeca, zoals is aangevraagd, in strijd is met de op het perceel rustende bestemming "Gemengd-1".
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college ten onrechte heeft geweigerd in afwijking van het bestemmingsplan omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van het pand voor horecadoeleinden. Daartoe voert hij aan dat het college ten onrechte bij de belangenafweging heeft betrokken dat in het centrum van Born leegstaande panden bestemd voor horecadoeleinden aanwezig zijn. Het college heeft verder bij de belangenafweging ten onrechte niet betrokken dat hij door het college is aangezet een aanvraag in te dienen voor het gebruik van het pand voor horecadoeleinden, aldus [appellant]. Voorts heeft de rechtbank volgens [appellant] ten onrechte geen gewicht toegekend aan de omstandigheid dat het college traag was in de afhandeling van zijn aanvraag. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank in haar uitspraak onvoldoende gemotiveerd is ingegaan op het betoog dat het gebruik van het pand voor horecadoeleinden niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.1. De beslissing om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen voor een bouwplan dat in strijd is met het bestemmingsplan, is een bevoegdheid van het college. Het discretionaire karakter van deze bevoegdheid brengt met zich dat het besluit in zoverre terughoudend moet worden getoetst.
4.2. Het college heeft bij de beoordeling of het in strijd met het bestemmingsplan omgevingsvergunning wil verlenen aansluiting gezocht bij de op 15 december 2010 door de raad van de gemeente Sittard-Geleen vastgestelde nota "Integrale horecanota Sittard-Geleen". In deze nota staat dat horeca-activiteiten in principe alleen zijn toegestaan in panden en op locaties die daarvoor in de bestemmingsplannen van de gemeente zijn aangewezen. Voorts heeft het college in zijn beoordeling de toelichting op het bestemmingsplan betrokken, waarin staat dat horecazaken zich in het centrum bevinden. Geen grond bestaat voor het oordeel dat het college deze stukken niet in zijn beoordeling mocht betrekken. De rechtbank heeft terecht, gelet op de door het college gegeven motivering dat op het perceel geen horecabestemming rust en het pand buiten het winkelconcentratiegebied of centrum van de kern Born ligt, overwogen dat het college in redelijkheid de gevraagde omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan heeft kunnen weigeren. De omstandigheid dat de huurkosten voor een pand in het centrum van Born, naar gesteld, hoog zijn, maakt dit niet anders. Het college heeft ter zitting toegelicht dat juist vanwege de leegstand in het centrum van Born in het bestemmingsplan horeca is beperkt tot het centrum.
[appellant] betoogt ten onrechte dat de rechtbank in haar uitspraak onvoldoende gemotiveerd is ingegaan op zijn betoog dat het gebruik van het pand voor horecadoeleinden niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college bij de beoordeling van het woon- en leefklimaat terecht in aanmerking heeft kunnen nemen dat direct naast en aan de overzijde van het pand woningen liggen en dat horeca een andere ruimtelijke uitstraling heeft dan de op het perceel toegestane detailhandel. Dat omwonenden, naar gesteld, verklaren geen overlast te ondervinden van het gebruik zoals dat thans het geval is, geeft geen grond voor een ander oordeel, reeds omdat voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat het door [appellant] aangevraagde gebruik van het pand ten behoeve van horecadoeleinden maatgevend is en dat gebruik invloed op de woonomgeving heeft.
Nu de rechtbank, gelet op het vorenstaande, terecht geen grond heeft gevonden voor het oordeel dat de aan het besluit van 18 juni 2013 ten grondslag liggende motivering niet deugt, brengt de omstandigheid dat, naar gesteld, [appellant] door het college is aangezet een aanvraag in te dienen en de omstandigheid dat [appellant] gedurende de juridische procedures geen rechtszekerheid omtrent het gebruik van het pand heeft gehad, nog niet dat het college, gelet op alle betrokken belangen, in redelijkheid aan hem omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan diende te verlenen.
Het betoog faalt.
5. Voor zover [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel kan doen, omdat het college aan IJswinkel Bosch en aan Bakker Bart, beide gevestigd in de gemeente Sittard-Geleen wel omgevingsvergunning heeft verleend voor het gebruik in strijd met het bestemmingsplan, faalt dit betoog. Deze eerst ter zitting in hoger beroep aangevoerde gevallen dienen wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing te worden gelaten. Niet valt in te zien waarom [appellant] dit niet eerder dan ter zitting had kunnen inbrengen, zodat het college daarop naar behoren had kunnen reageren.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.
w.g. Kramer w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2015
414-789.