ECLI:NL:RVS:2015:2219

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
201409625/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar omgevingsvergunning Heerenveen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] en anderen tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 29 oktober 2014, waarin het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun bezwaar tegen een omgevingsvergunning ongegrond werd verklaard. De omgevingsvergunning was op 20 december 2013 verleend aan [vergunninghouder] voor het vergroten van een woning en het bouwen van een garage/berging op het perceel [locatie] te Heerenveen. Het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen had het bezwaar van [appellant] en anderen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 5 juni 2015 behandeld. De appellanten voerden aan dat de rechtbank niet had onderkend dat het college hun bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, omdat op de gemeentelijke website een andere einddatum voor de bezwaartermijn was vermeld. De Afdeling overwoog dat de bekendmaking van het besluit bepalend is voor de aanvang van de bezwaartermijn. Het besluit was op 21 december 2013 aan [vergunninghouder] verzonden en op 8 januari 2014 gepubliceerd in een huis-aan-huisblad, wat de bezwaartermijn op 22 december 2013 deed aanvangen en op 3 februari 2014 eindigde.

De Afdeling concludeerde dat het bezwaarschrift van [appellant] en anderen, dat op 18 februari 2014 was ingediend, buiten de termijn was en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201409625/1/A1.
Datum uitspraak: 15 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, allen wonend te Heerenveen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 29 oktober 2014 in zaak nr. 14/1605 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen.
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2013 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het vergroten van een woning en het bouwen van een garage/berging op het perceel [locatie] te Heerenveen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 31 maart 2014 heeft het college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 29 oktober 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2015, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. W.T. van der Leij, en het college, vertegenwoordigd door dr. G. van der Veer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het college heeft aan het besluit op bezwaar ten grondslag gelegd dat het bezwaarschrift van [appellant] en anderen te laat is ingediend, nu de bezwaartermijn eindigde op 1 februari 2014, terwijl het bezwaarschrift op 18 februari 2014 per faxbericht bij het college is binnengekomen. Het college heeft deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar geacht.
2. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend, dat het college hun bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voeren zij aan dat, nu op de gemeentelijke website als einddatum 19 februari 2014 was vermeld, zij van die datum mochten uitgaan.
2.1. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet wordt een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Ingevolge artikel 3.8 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) geeft het bevoegd gezag bij de toepassing van titel 4.1 van de Awb tevens onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Het vermeldt daarbij de in artikel 3.1, tweede lid, bedoelde datum waarop de aanvraag is ontvangen.
Ingevolge artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, beslist het bevoegd gezag op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking doet het mededeling van die beschikking op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag.
2.2. Vast staat dat het besluit van 20 december 2013 op 21 december 2013 aan [vergunninghouder] is toegezonden. Voorts staat vast dat het college door publicatie in het huis-aan-huisblad "de Heerenveense Courant" van 8 januari 2014 mededeling heeft gedaan van het besluit. Verder is niet in geschil dat op 8 januari 2014 op de gemeentelijke website mededeling is gedaan van het besluit, waarbij als publicatiedatum 8 januari 2014 is vermeld en als einddatum 19 februari 2014.
Gelet op artikel 3:41, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 6:8, eerste lid, van de Awb, is de bekendmaking bepalend voor de aanvang van de bezwaartermijn. Het besluit van 20 december 2013 is op 21 december 2013 aan [vergunninghouder] verzonden en daarmee op die datum bekendgemaakt. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, ving gelet op artikel 6:8, eerste lid, van de Awb, de bezwaartermijn aan op 22 december 2013 en eindigde deze, gelet op de artikelen 6:7 van de Awb en 1, eerste lid, van de Algemene termijnwet, op 3 februari 2014.
Het op 18 februari 2014 gedateerde bezwaarschrift is op dezelfde datum per faxbericht bij het college binnengekomen. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat het bezwaarschrift buiten de in artikel 6:7 van de Awb gestelde termijn is ingediend.
2.3. Niet in geschil is dat [appellant] en anderen kennis hebben genomen van de publicatie van het besluit in het huis-aan-huisblad, waarin achter de vermelding van het verlenen van de omgevingsvergunning de datum 21 december 2013 is vermeld. In de publicatie is voorts vermeld dat binnen zes weken bezwaar kan worden gemaakt en dat die termijn aanvangt op voormelde datum. Er bestaat, anders dan [appellant] en anderen stellen, geen grond voor het oordeel dat het college niet zo spoedig mogelijk als bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, na de bekendmaking van het besluit mededeling daarvan heeft gedaan. Zoals het college heeft toegelicht, kon de mededeling door de kerstperiode eerst op 2 januari 2014 aan het huis-aan-huisblad worden doorgegeven voor plaatsing in de eerstvolgende editie, te weten die van 8 januari 2014. Nu de publicatie binnen de termijn waarbinnen een bezwaarschrift kon worden ingediend heeft plaatsgehad, had het, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, op de weg van [appellant] en anderen gelegen om tijdig een bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat [appellant] en anderen voldoende tijd hebben gehad om een ontvankelijk bezwaarschrift in te dienen. Hun beroep op de uitspraak van de Afdeling van 15 mei 2001 in zaak nr. 200100110/1 (AB 2001/294) kan hun niet baten. In die zaak resteerde door de omstandigheid dat het betrokken besluit van 27 oktober 1999 eerst op 24 december 1999 aan bezwaarmaker bekend was geworden, een termijn van twee weken voor het alsnog indienen van een bezwaarschrift. De Afdeling achtte deze termijn, waarbinnen de kerstdagen en Nieuwjaarsdag vielen, niet te kort voor het alsnog indienen van een bezwaarschrift. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is de publicatie op de gemeentelijke website niet leidend, zodat [appellant] en anderen niet mochten uitgaan van de daarop vermelde einddatum.
Het betoog faalt.
3. [appellant] en anderen hebben hun beroepsgrond, dat de rechtbank niet onpartijdig op hun beroep heeft beslist, ter zitting ingetrokken.
4. Nu de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college het bezwaar van [appellant] en anderen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, komt de Afdeling aan een beoordeling van de inhoudelijke gronden die in hoger beroep naar voren zijn gebracht niet toe.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2015
531.