ECLI:NL:RVS:2015:227

Raad van State

Datum uitspraak
23 januari 2015
Publicatiedatum
28 januari 2015
Zaaknummer
201406077/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan en voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 januari 2015 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een beroep tegen het bestemmingsplan "Landelijk gebied Schagen". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Schagen op 22 april 2014, voorziet in een uitbreiding van het bouwvlak voor een varkenshouderij. De verzoeker, wonend in de nabijheid van de varkenshouderij, heeft bezwaar gemaakt tegen deze uitbreiding, omdat hij vreest dat dit zal leiden tot een overschrijding van de geurbelasting bij zijn woning.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 13 januari 2015, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door mr. S. Essakkili en de raad werd vertegenwoordigd door mr. M. Mooij en P.R. Hendriks. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De raad heeft gesteld dat de geurbelasting bij de woning van de verzoeker voldoet aan de geurnorm van 8 odour units per m³ lucht, maar de verzoeker betwist dit en heeft verschillende argumenten aangedragen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er voldoende aanleiding is om het verzoek van de verzoeker toe te wijzen. De voorzieningenrechter heeft het besluit van de raad van de gemeente Schagen geschorst voor het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden" en de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker, alsook het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die in acht moet worden genomen bij het vaststellen van bestemmingsplannen, vooral als deze invloed hebben op de woon- en leefomgeving van omwonenden.

Uitspraak

201406077/2/R1.
Datum uitspraak: 23 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], gemeente Zijpe,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Schagen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk gebied Schagen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 januari 2015, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. S. Essakkili, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Mooij en P.R. Hendriks, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is de maatschap [maatschap], vertegenwoordigd door [maat], ter zitting als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan voorziet in een actualisering van het juridisch planologische regime voor het buitengebied van Schagen, en tevens in een uitbreiding van het bouwvlak van varkenshouderij [maatschap] aan de [locatie].
3. Het beroep van [verzoeker] is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden" met de aanduiding "bouwvlak" wat betreft het perceel [locatie]. Het verzoek van [verzoeker] is erop gericht te voorkomen dat de aanvraag van [maatschap] om een omgevingsvergunning voor de bouw van vier varkensstallen op het perceel [locatie] aan het voorliggende plan zal worden getoetst en op grond hiervan kan worden verleend, hetgeen tot een feitelijk en juridisch onomkeerbare situatie kan leiden.
[verzoeker] stelt dat ten onrechte is voorzien in de uitbreiding van het bouwvlak, omdat de raad niet heeft onderkend dat deze uitbreiding leidt tot een overschrijding van de geurnorm van 8 odour units per m³ lucht bij zijn woning op het perceel [locatie 2]. Hiertoe voert [verzoeker] aan dat de raad bij de berekening van de geurbelasting bij zijn woning ten onrechte is uitgegaan van een ruwheidsfactor van 0,22 in plaats van 0,14. Indien wordt uitgegaan van een ruwheidsfactor van 0,14 zal de geurbelasting bij zijn woning niet 8 odour units per m³, maar 10,2 odour units per m³ bedragen.
Voorts brengt de enkele omstandigheid dat bij zijn woning wordt voldaan aan de geurnorm van 8 odour units per m³ volgens [verzoeker] niet met zich dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat op zijn perceel is gewaarborgd. Ook de invloed van overige in de omgeving aanwezige veehouderijen moet volgens hem bij die beoordeling worden betrokken.
4. De raad stelt dat de voorziene uitbreiding van het bouwvlak leidt tot een geurbelasting bij de woning van [verzoeker] van 8 odour units per m³ lucht. Nu daarmee wordt voldaan aan de geurnorm van artikel 3, eerste lid, onder d, van de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: de Wgv), acht de raad een aanvaardbaar woon- en leefklimaat op het perceel van [verzoeker] aan de [locatie 2] gewaarborgd.
5. Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wgv wordt een omgevingsvergunning met betrekking tot een veehouderij geweigerd indien de geurbelasting van die veehouderij op een geurgevoelig object, gelegen buiten een concentratiegebied, buiten de bebouwde kom meer bedraagt dan 8,0 odour units per m³ lucht.
5.1. Aan het perceel [locatie] zijn de bestemming "Agrarisch met waarden", de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - biologische varkenshouderij", en gedeeltelijk de aanduiding "bouwvlak" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Agrarisch met waarden" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - biologische varkenshouderij" bestemd voor een biologische varkenshouderij, met dien verstande dat maximaal 1185 vleesvarkens, 60 kraamzeugen, 140 guste- en dragende zeugen, 30 opfokzeugen, een dekbeer en 800 gespeende biggen gehouden mogen worden.
5.2. Uit het deskundigenbericht volgt dat het bouwvlak op het perceel [locatie] wordt vergroot van ongeveer 0,9 ha naar ongeveer 2 ha. Uit de nota "Ruimtelijke onderbouwing [maatschap]" van 6 maart 2013, die is opgesteld door Oranjewoud (hierna: de nota ruimtelijke onderbouwing), volgt dat de voorziene uitbreiding van het bouwvlak op het perceel [locatie] bij het perceel van [verzoeker] aan de [locatie 2] leidt tot een geurbelasting van 8 odour units per m³ lucht.
6. De raad heeft toegelicht dat het college de aangevraagde omgevingsvergunning zal verlenen wanneer de vooralsnog ontbrekende gegevens door [maatschap] zijn aangeleverd. Gelet op het voorgaande en nu [maatschap] heeft toegelicht dat zij voornemens is te beginnen met bouwen zodra de omgevingsvergunning is verleend, overweegt de voorzieningenrechter dat [verzoeker] een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek om voorlopige voorziening.
6.1. De voorzieningenrechter is er op voorhand niet van overtuigd dat het plan wat betreft het door [verzoeker] bestreden plandeel voldoet aan de eisen die in het kader van een goede ruimtelijke ordening in verband met het aspect geur mogen worden gesteld. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de in de nota ruimtelijke onderbouwing berekende geurbelasting bij het perceel van [verzoeker] aan de [locatie 2] exact de in artikel 3, eerste lid, onder d, van de Wgv gestelde geurnorm van 8 odour units per m³ lucht bedraagt, het woon- en leefklimaat bij de woning van [verzoeker] vanwege de voorziene uitbreiding blijkens het deskundigenbericht als matig is beoordeeld en [verzoeker] verschillende gronden naar voren heeft gebracht waarmee hij de juistheid van de uitgangspunten van de raad met betrekking tot het aspect geur voor zijn perceel betwist. De onderhavige procedure leent zich niet voor nader onderzoek ter zake. Gelet hierop, de aanzienlijke omvang van de extra voorziene bouw- en gebruiksmogelijkheden op het perceel [locatie] alsmede het belang van [verzoeker] dat is gediend bij een schorsing van het bestreden plandeel, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek toe te wijzen en de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
7. De raad dient ten aanzien van [verzoeker] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Schagen van 22 april 2014, wat betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden" voor het perceel [locatie];
II. veroordeelt de raad van de gemeente Schagen tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Schagen aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Stoof, griffier.
w.g. Koeman w.g. Stoof
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2015
749.