201401827/2/R1.
Datum uitspraak: 22 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amsterdamse Watertaxi Centrale B.V. (hierna: Watertaxi), gevestigd te Amsterdam,
2. [appellant sub 2], gevestigd te Amsterdam,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Amsterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Stationseiland" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder andere Watertaxi en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Onder meer Watertaxi en [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2015, waar Watertaxi en [appellant sub 2], beide vertegenwoordigd door [twee gemachtigden], bijgestaan door mr. S. Levelt, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.M.W. Gratama en E.H. Haeck, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [belanghebbende A] en [belanghebbende B], vertegenwoordigd door mr. A. Franken van Bloemendaal, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
Bij tussenuitspraak van 25 maart 2015, in zaak nr. 201401827/1/R1 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 19 december 2013 te herstellen, de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en de wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De tussenuitspraak verplicht, gelet op artikel 8:51a, tweede lid, van de Awb, het gebrek te herstellen binnen de daartoe gestelde termijn, de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en de wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. De in de tussenuitspraak opgenomen hersteltermijn, die liep tot 15 juli 2015, is ongebruikt verstreken, zodat niet is voldaan aan de door de Afdeling in de tussenuitspraak gegeven opdracht. Het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in het besluit van 19 december 2013 is derhalve niet hersteld.
2. Gezien overweging 9.3 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen Watertaxi en [appellant sub 2] hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het gebruik van de op- en afstapvoorziening ter plaatse van de gronden met de bestemming "Gemengd - 3" en de aanduiding "steiger" achter het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis niet is beperkt tot gebruik door uitsluitend bedrijfsvaartuigen, niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
3. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.
4. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb de raad op te dragen om binnen 20 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen en daarbij te bepalen dat de voorbereiding daarvan niet overeenkomstig de eisen bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb hoeft te geschieden.
5. De raad dient ten aanzien van Watertaxi en [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Amsterdam van 19 december 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Stationseiland", voor zover het gebruik van de op- en afstapvoorziening ter plaatse van de gronden met de bestemming "Gemengd - 3" en de aanduiding "steiger" achter het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis niet is beperkt tot gebruik door uitsluitend bedrijfsvaartuigen;
III. draagt de raad van de gemeente Amsterdam op om binnen 20 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen ten aanzien van het hiervoor vermelde onderdeel II een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Amsterdam tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amsterdamse Watertaxi Centrale B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt de raad van de gemeente Amsterdam tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Amsterdam aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amsterdamse Watertaxi Centrale B.V. en € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) voor [appellant sub 2] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Van Loo
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2015
418-821.