201504369/2/A3.
Datum uitspraak: 15 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Het Laar Investments B.V. en L&H Beheer en Administratie B.V., beide gevestigd te Tilburg,
verzoeksters,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 mei 2015 in zaak nr. 14/7336 in het geding tussen:
Het Laar en L&H
en
de burgemeester van Tilburg.
Procesverloop
Bij besluit van 26 september 2014 heeft de burgemeester Het Laar onder aanzegging van bestuursdwang gelast het pand aan de Kooikerstraat 2-4 te Tilburg met ingang van 9 oktober 2014 voor de duur van zes maanden te sluiten en gesloten te houden.
Bij besluit van 25 november 2014 heeft de burgemeester het door Het Laar en L&H daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd, met dien verstande dat de datum waarop uitvoering moet zijn gegeven aan dat besluit wordt vastgesteld op 15 december 2014.
Bij mondelinge uitspraak van 16 januari 2015 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank een hangende het daartegen ingestelde beroep ingediend verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen, in die zin dat de besluiten van 26 september en 25 november 2014 worden geschorst totdat in de hoofdzaak is beslist.
Bij uitspraak van 19 mei 2015 heeft de rechtbank het door Het Laar en L&H ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben Het Laar en L&H hoger beroep ingesteld.
Het Laar en L&H hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
Het Laar en L&H hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 juli 2015, waar Het Laar en L&H, vertegenwoordigd door F.J.C.M. van Laarhoven en M.A.M.M. de Jong, bijgestaan door mr. M. van Weeren, advocaat te Amsterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. G.D.A. Dellevoet en mr. A.M.J. van den Biggelaar, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. In hetgeen Het Laar en L&H naar voren hebben gebracht bestaat geen grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat Het Laar ten onrechte is gelast het betreffende pand te sluiten en gesloten te houden. Daarbij is mede van belang dat naar voorlopig oordeel de burgemeester heeft opgetreden overeenkomstig de geldende Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet in de B5-gemeenten en die niet onredelijk zijn. Voorts wordt in aanmerking genomen dat, voor zover wordt verzocht de burgemeester te verplichten tot rechtzetting van uitlatingen die hij in de media heeft gedaan, dit buiten dit bestuursrechtelijke geding valt.
3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Klein
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2015
176-741.