201408289/1/A3.
Datum uitspraak: 29 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Utrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 11 september 2014 in zaak nr. 13/5240 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Procesverloop
Bij brief van 28 maart 2013 heeft het college op een verzoek om openbaarmaking van informatie van [appellant] geantwoord.
Bij besluit van 28 augustus 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 september 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. B.J.M. de Leest, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. N. Verkerk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2. Bij e-mailbericht van 9 maart 2013 heeft [appellant] het college verzocht hem op grond van de Wob het Handboek van de Afdeling Werk en Inkomen (hierna: Handboek) per e-mail te verstrekken.
Bij brief van 28 maart 2013 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het Handboek reeds openbaar is, aangezien het Handboek bij het college ter inzage ligt. Bovendien staat het Handboek op een website, die wordt beheerd door de Stichting Stimulanz, aldus het college. Dat standpunt is door het college gehandhaafd bij besluit van 28 augustus 2013.
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bezwaar van [appellant] door het college niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, aangezien het Handboek reeds openbaar was gemaakt en het e-mailbericht van 9 maart 2013 derhalve moet worden aangemerkt als een verzoek tot het verrichten van een feitelijke handeling.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het Handboek ten tijde van het verzoek reeds openbaar was voor een ieder. Hiertoe voert hij aan dat het Handboek weliswaar kan worden ingezien bij de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Utrecht, maar dat deze mogelijkheid onvoldoende is, aangezien zij is geclausuleerd. Zo moet eerst een afspraak worden gemaakt, waarbij gemotiveerd moet worden waarom inzage in het Handboek wordt gewenst en in welk deel van het Handboek inzage wordt gewenst, aldus [appellant]. Bovendien stelt het college ten onrechte dat het Handboek openbaar is omdat het op een website van Stimulanz staat. Voor de toegang tot die website is immers een inlogcode vereist, waarover hij niet beschikt, omdat deze code alleen gratis wordt verstrekt aan professionele hulpverleners. Voorts heeft het college de stelling dat het Handboek in verscheidene procedures aan burgers is verstrekt en dat het Handboek derhalve openbaar is, niet met objectieve stukken aannemelijk gemaakt, aldus [appellant].
4.1. Ter zitting bij de Afdeling heeft het college toegelicht dat het Handboek reeds ten tijde van het verzoek door een ieder kon worden ingezien bij de Dienst Werk en Inkomen en derhalve al openbaar was. Dat, zoals [appellant] betoogt, de inzage van het Handboek op zodanig bezwarende wijze is ingericht dat van openbaarheid in wezen geen sprake meer zou zijn, omdat hij een afspraak moet maken om het Handboek in te zien, moet motiveren waarom inzage in het Handboek is gewenst en in welk deel van het Handboek inzage is gewenst, is niet gebleken. Het college heeft immers ter zitting bij de rechtbank en de Afdeling verklaard dat de verzochte informatie altijd wordt verstrekt. Dit heeft [appellant] niet betwist. Reeds gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het Handboek ten tijde van het verzoek al openbaar was voor een ieder.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2015
280-816.