201501943/1/A4.
Datum uitspraak: 29 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2014 heeft het college zijn beslissing om op 20 november 2014 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het door [appellante] in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 (hierna: de Afvalstoffenverordening) en het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2010 (hierna: het Uitvoeringsbesluit) van de gemeente Den Haag aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 126,00) voor rekening van [appellante] komt.
Bij besluit van 17 februari 2015 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juli 2015, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door B. de Bruijn, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening stelt het college de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
Ingevolge het tweede lid is het verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.
Ingevolge artikel 6, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit is het aanbieden van inzamelmiddelen toegestaan vanaf 22.00 uur op de avond voorafgaand aan de dag van inzameling tot 7.45 uur op de dag van inzameling zelf.
2. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak met huishoudelijke afvalstoffen die op 20 november 2014 op de openbare weg is aangetroffen op de Laan van Meerdervoort ter hoogte van nummer […]. Het college stelt zich op het standpunt dat de huisvuilzak van [appellante] afkomstig was, nu deze een enveloppe bevatte met daarop haar naam- en adresgegevens, en dat zij degene is die deze huisvuilzak in strijd met artikel 10, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening, gelezen in samenhang met artikel 6, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit, ter inzameling heeft aangeboden.
3. [appellante] betoogt dat het college haar ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt. Zij voert aan dat de bij de "Rapportage Afval onjuist aangeboden huisvuil - niet heterdaad" van 21 november 2014 gevoegde foto’s van de huisvuilzak en van de daarin aangetroffen enveloppe buiten beschouwing moeten blijven, nu onduidelijk is wanneer deze foto’s zijn genomen. Verder voert [appellante] aan dat zij op 20 november 2014 jarig was en dat zij ’s avonds heeft gegeten in een restaurant. Zij stelt eerst na 22.00 uur thuis te zijn gekomen. Volgens [appellante] bevatte de enveloppe Franse recepten die zij in het verleden aan haar bovenbuurman heeft gegeven. Deze buurman heeft vlak voor 20 november 2014 zijn woning verlaten. [appellante] stelt dat hij degene is geweest die de huisvuilzak met daarin de enveloppe verkeerd ter inzameling heeft aangeboden.
3.1. Ingevolge artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
In de regel zal mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet indien diegene aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden.
3.2. Vast staat dat op 20 november 2014 op de openbare weg op de Laan van Meerdervoort ter hoogte van nummer […] een huisvuilzak is aangetroffen en dat deze zak in strijd met artikel 10, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening, gelezen in samenhang met artikel 6, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit, ter inzameling was aangeboden. De Afdeling volgt [appellante] niet in haar stelling dat de bij de "Rapportage Afval onjuist aangeboden huisvuil - niet heterdaad" van 21 november 2014 gevoegde foto’s buiten beschouwing moeten blijven. Op de foto van de huisvuilzak staat dat deze op 20 november 2014 om 10.22 uur is genomen. Op de foto’s van de aangetroffen enveloppe staat dat zij op diezelfde dag om 15.45 uur zijn genomen. Nu blijkens deze foto’s op de enveloppe de naam- en adresgegevens van [appellante] waren vermeld, kan de huisvuilzak tot haar worden herleid. Dit betekent dat het college mag aannemen dat zij de overtreder is, tenzij [appellante] aannemelijk maakt dat zij niet degene is geweest die de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden.
3.3. [appellante] heeft met de door haar aangevoerde omstandigheid dat zij op 20 november 2014 jarig was, dat zij die avond in een restaurant heeft gegeten en dat zij eerst na 22.00 uur is thuisgekomen, niet aannemelijk gemaakt dat, hoewel op de enveloppe haar naam- en adresgegevens waren vermeld en de huisvuilzak derhalve tot haar kan worden herleid, zij niet degene is geweest die de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden. Daartoe wijst de Afdeling erop dat de huisvuilzak blijkens de "Rapportage Afval onjuist aangeboden huisvuil - niet heterdaad" van 21 november 2014 en de bijgevoegde foto op 20 november 2014 om 10.22 uur is aangetroffen. Er bestaat geen aanleiding om hieraan te twijfelen. De huisvuilzak is derhalve niet in de periode waarin [appellante] in het restaurant verbleef aangeboden. Met haar stelling dat zij de enveloppe aan haar voormalige bovenbuurman heeft gegeven en dat hij degene is geweest die de huisvuilzak met daarin de enveloppe verkeerd heeft aangeboden, heeft [appellante] evenmin aannemelijk gemaakt dat zij niet de overtreder is.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Grinsven
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2015
462-732.