ECLI:NL:RVS:2015:2418

Raad van State

Datum uitspraak
29 juli 2015
Publicatiedatum
29 juli 2015
Zaaknummer
201406287/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.A. Mondt-Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Medemblik en de rechtsgeldigheid van besluiten

Op 8 mei 2014 heeft de raad van de gemeente Medemblik het bestemmingsplan "[locatie 1] - [locatie 2] Medemblik" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 17 februari 2015, waar de appellanten en de raad vertegenwoordigd door mr. H. Bas aanwezig waren.

In een tussenuitspraak van 18 maart 2015 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen twaalf weken de gebreken in het besluit van 8 mei 2014 te herstellen. De raad heeft op 30 april 2015 een nieuw besluit genomen, waarin het bestemmingsplan opnieuw is vastgesteld. Appellanten hebben geen zienswijze ingediend over dit nieuwe besluit.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het beroep tegen het besluit van 8 mei 2014 gegrond is, omdat dit besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is genomen. Het besluit van 30 april 2015 is ongegrond verklaard, omdat appellanten geen bezwaren hebben geuit. De Afdeling heeft het besluit van 8 mei 2014 vernietigd en gelast dat de raad het griffierecht vergoedt aan de appellanten.

Uitspraak

201406287/2/R1.
Datum uitspraak: 29 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Medemblik,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Medemblik,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 mei 2014, kenmerk IVR-14-02210, heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1] - [locatie 2] Medemblik" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2015, waar [appellant A] en [appellant B], in de persoon van [appellant B], en de raad, vertegenwoordigd door mr. H. Bas, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 18 maart 2015, in zaak nr. 201406287/1/R1 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen twaalf weken na de verzending van deze tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 8 mei 2014 te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 30 april 2015, kenmerk IVR-15-0329, heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1] - [locatie 2] Medemblik" opnieuw vastgesteld. De raad heeft aangegeven met dit besluit de gebreken in het besluit van 8 mei 2014 te hebben hersteld.
[appellant A] en [appellant B] zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld. Zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Het beroep is van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 30 april 2015.
Het besluit van 8 mei 2014
2. In overweging 3.3 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat het besluit van 8 mei 2014 niet met de vereiste zorgvuldigheid is genomen, wat betreft de situering van het bouwvlak ter plaatse van de zijgevel van het pand van [appellant A]. Het besluit van 8 mei 2014 is derhalve in zoverre genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
3. Gelet daarop is het beroep tegen het besluit van 8 mei 2014 gegrond.
Het besluit van 30 april 2015
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 30 april 2015 het plan opnieuw vastgesteld waarbij de ligging van het bouwvlak is gewijzigd.
5. [appellant A] en [appellant B] hebben naar aanleiding van het besluit van 30 april 2015 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellant A] en [appellant B] geen bezwaren hebben tegen het besluit van 30 april 2015. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.
Proceskosten
6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant A] en [appellant B] voor zover gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Medemblik van 8 mei 2014, kenmerk IVR-14-02210, gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Medemblik van 8 mei 2014, kenmerk IVR-14-02210, wat betreft het aan het plangebied toegekende bouwvlak;
III. verklaart het beroep van [appellant A] en [appellant B] voor zover gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Medemblik van 30 april 2015, kenmerk IVR-15-0329, ongegrond;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Medemblik aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, griffier.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Verhage
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2015
655.