201501614/1/R3.
Datum uitspraak: 5 augustus 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Ternaard, gemeente Dongeradeel,
en
de raad van de gemeente Dongeradeel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Bûtengebiet, reparatieplan 2014" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juli 2015, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door drs. G. Huttinga, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Verder is ter zitting [belanghebbende] gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. [appellant] heeft de beroepsgronden dat de planregels voor het houten gebouw te strikt zijn en dat de raad bij de vaststelling van dit plan de gemaakte afspraken met de wethouder heeft miskend, ter zitting ingetrokken.
3. Dit plan is opgesteld als reparatieplan naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2014, in zaak nr. 201307379/1/R3, waarin de Afdeling het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bûtengebiet Dongeradeel" heeft vernietigd, wat betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol hok" tegenover de woning [locatie 1] te Ternaard. Daartoe heeft de Afdeling overwogen dat noch uit het amendement, noch uit de toelichting daarop blijkt dat de raad het belang van [belanghebbende] in de zin van vermindering van uitzicht heeft meegewogen bij het nemen van het bestreden besluit. Dit klemt temeer, zo staat in de uitspraak, nu tegenover de woning van [belanghebbende] een stenen elektriciteitshuisje staat en een verschuiving van het bestaande houten gebouw met ongeveer 1,1 m in de richting van het elektriciteitshuisje leidt tot verdere verdichting van de open ruimte tegenover de woning van [belanghebbende].
4. In het vorige plan was aan het perceel van het houten gebouw aan de weg Visbuurt de bestemming "Wonen" en de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol hok" toegekend. De omringende gronden hadden de bestemming "Verkeer". Het bestreden plandeel was zo ruim begrensd dat het mogelijk was het bestaande houten gebouw te verplaatsen in zuidwestelijke richting.
In dit plan heeft de raad de bestemming "Wonen" en de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol hok" zodanig aangepast dat zij alleen zijn toegekend aan de gronden waar het houten gebouw staat. De resterende strook grond heeft de bestemming "Verkeer" gekregen en staat geen gebouwen toe. Dit betekent dat de verplaatsing van het houten gebouw, zoals [appellant] voor ogen had, niet meer mogelijk is.
5. [appellant] kan zich niet met deze wijziging verenigen en voert daartoe aan dat de belangenafweging van de raad nog steeds niet afdoende is. Volgens [appellant] is de belangenafweging die in de brief van 5 februari 2015 is gegeven, te laat. Gezien de datum van die brief heeft deze belangenafweging niet ten grondslag kunnen liggen aan het bestreden besluit. Voorts is de belangenafweging inhoudelijk niet deugdelijk, nu de cultuurhistorische waarde een publiek belang betreft en dit belang niet kan worden afgezet tegen de private belangen van [appellant] en [belanghebbende].
6. De raad stelt zich op het standpunt dat ervoor gekozen is de feitelijke situatie vast te leggen.
7. Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en d, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor het behoud van de cultuurhistorische waarden van een karakteristiek hok, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol hok".
Ingevolge lid 5.2.4 geldt voor het bouwen van een cultuurhistorisch waardevol hok de volgende regel:
a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol hok" zal uitsluitend een hok worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol hok" zullen de afmetingen en het uiterlijk van het bestaande hok niet worden gewijzigd.
8. Het houten gebouw staat tegenover de woning van [belanghebbende] op [locatie 1] en schuin tegenover de woning van [appellant] op [locatie 2]. Verder staat tegenover de woning van [belanghebbende] een elektriciteitshuisje. Tussen het elektriciteitshuisje en het houten gebouw is een open ruimte. Niet in geschil is dat het houten gebouw cultuurhistorisch waardevol is.
9. De Afdeling toetst een belangenafweging, waarbij alle relevante feiten en omstandigheden dienen te worden betrokken, terughoudend. De raad is niet gehouden alleen belangen van burgers tegen die van andere burgers af te zetten en kan daarbij ook, anders dan [appellant] betoogt, een cultuurhistorisch belang betrekken.
De raad heeft in dit geval een groter gewicht toegekend aan het behouden van de bestaande situatie, zoals de huidige locatie van het cultuurhistorisch waardevol gebouw, de bestaande open ruimte en het bestaande uitzicht van [belanghebbende], dan aan het belang van [appellant] bij het verplaatsen van het houten gebouw met daarbij een verbeterd uitzicht. De Afdeling acht dit standpunt niet onredelijk. Dat het [belanghebbende], zoals [appellant] ter zitting naar voren heeft gebracht, in eerste instantie niet om het uitzicht ging, wat daar ook van zij, betekent niet dat de raad dit aspect niet heeft kunnen betrekken bij de bestaande situatie. Bij de bestaande situatie zijn gelet op het voorgaande ook andere aspecten betrokken. De Afdeling is van oordeel dat de raad alle relevante feiten en omstandigheden tegen elkaar afzettend in redelijkheid tot deze belangenafweging heeft kunnen komen en is van oordeel dat deze belangenafweging afdoende is gemotiveerd. Voor zover [appellant] wijst op een reactie van het college van burgemeester en wethouders in een brief van 5 februari 2015 overweegt de Afdeling dat deze brief als een nadere toelichting kan worden beschouwd. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat voldaan is aan hetgeen in de uitspraak van 16 juli 2014 is bepaald. Ook in de door [appellant] overgelegde stukken ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel.
Het betoog faalt.
10. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
11. Ten aanzien van het beroep van [appellant] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding. Evenmin bestaat er aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten gunste van [belanghebbende].
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.L. Mercker, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Mercker
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2015
661.