ECLI:NL:RVS:2015:2545

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2015
Publicatiedatum
5 augustus 2015
Zaaknummer
201403715/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • H. Troostwijk
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en het uitgevaardigde inreisverbod. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 10 maart 2014 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen en een inreisverbod opgelegd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 28 april 2014 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I.M. Hidding, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 31 juli 2015 geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de vreemdeling eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning had ingediend, die bij besluit van 24 april 2012 was afgewezen. De Raad van State heeft vastgesteld dat het besluit van 10 maart 2014, voor zover het de aanvraag om een verblijfsvergunning betreft, van gelijke strekking is als het eerdere besluit. Bovendien heeft de Raad van State in een eerdere uitspraak van 20 juli 2015 het hoger beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 24 april 2012 gegrond verklaard, waardoor de staatssecretaris opnieuw moet beslissen over de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden.

De Raad van State concludeert dat de vreemdeling geen belang heeft bij het hoger beroep, aangezien het inreisverbod onlosmakelijk verbonden is met het vernietigde besluit van 24 april 2012. De vreemdeling kan haar standpunt in de nieuwe procedure laten toetsen, waardoor zij in deze procedure geen belang heeft. De Raad van State heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201403715/1/V2.
Datum uitspraak: 31 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 28 april 2014 in zaak nr. 14/5980 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 10 maart 2014 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen en een inreisverbod tegen haar uitgevaardigd. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 28 april 2014 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.M. Hidding, advocaat te Nieuw-Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De vreemdeling heeft eerder een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, die bij besluit van 24 april 2012 is afgewezen. Het besluit van 10 maart 2014 is, voor zover daarin de aanvraag van de vreemdeling om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen, van gelijke strekking als voormeld besluit.
2. Bij uitspraak van 20 juli 2015 in zaak nr. 201400247/1/V2 heeft de Afdeling het hoger beroep van de vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank, waarbij zij het door de vreemdeling tegen het besluit van 24 april 2012 ingestelde beroep ongegrond heeft verklaard, gegrond verklaard en die uitspraak en dat besluit vernietigd. Omdat de staatssecretaris bij het nieuw te nemen besluit moet uitgaan van de feiten en omstandigheden zoals die zich op dat moment voordoen, heeft de vreemdeling in zoverre geen belang bij voorliggend hoger beroep. Aangezien het uitgevaardigde inreisverbod onlosmakelijk is verbonden met het vernietigde besluit van 24 april 2012, dient de staatssecretaris zich in het nieuw te nemen besluit opnieuw uit te laten over dit inreisverbod. De vreemdeling kan dat standpunt desgewenst in die procedure laten toetsen en heeft derhalve ook in zoverre geen belang in deze procedure.
3. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Van Loon
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2015
284-802.