201500075/1/R3.
Datum uitspraak: 26 augustus 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg,
appellant,
en
1. de raad van de gemeente Geertruidenberg,
2. het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1] Raamsdonksveer" vastgesteld.
Bij besluit van 10 november 2014 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een supermarkt, dagwinkels en het verbouwen van een bestaand pand, op de percelen [locatie 1] te Raamsdonksveer.
Tegen deze besluiten heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De besloten vennootschap Kikx Development B.V. heeft, als belanghebbende, een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Kikx Development B.V. heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2015, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad en het college, vertegenwoordigd door ing. I. Reijnders en M.G. Coort-de Leeuw, zijn verschenen. Tevens is Kikx Development B.V., vertegenwoordigd door ing. F. Rijns, mr. B. van Sliedregt en R. Jorritsma, bijgestaan door mr. M.H. Fleers, advocaat te Den Haag, ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. De bestreden besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. [appellant] woont direct naast het plangebied op [locatie 2]a en is eigenaar van een snackbar op [locatie 2]. [appellant] vreest aantasting van zijn woon- en leefklimaat door de bouw van de supermarkt. [appellant] voert aan dat de supermarkt voor hem zal leiden tot onaanvaardbare geluidshinder. Deze geluidshinder zal volgens hem met name worden veroorzaakt door het laden en lossen bij de supermarkt. Ook de condensoren op het dak van de supermarkt en het gebruik van winkelwagentjes van en naar de supermarkt zullen volgens hem tot geluidsoverlast leiden. Verder zal volgens hem als gevolg van de bouw van de supermarkt het zonlicht op zijn perceel afnemen. Dat er volgens TNO is voldaan aan de lichte TNO-norm doet er volgens [appellant] niet aan af dat het plan een negatieve invloed heeft op het daglicht op zijn perceel. Voorts zal ook zijn privacy door de bouw van de supermarkt verminderen.
[appellant] vreest verder voor een onveilige verkeerssituatie op het fiets- en voetpad naast zijn perceel als gevolg van het vrachtverkeer van en naar de supermarkt, dat volgens hem op het pad zal moeten keren.
3.1. Wat betreft deze beroepsgronden ziet de Afdeling geen aanleiding om daarover anders te oordelen dan de voorzieningenrechter heeft gedaan in zijn uitspraak van 20 maart 2015 in zaak nr. 201500075/2/R2, waarbij het verzoek om een voorlopige voorziening van [appellant] tegen het bestreden besluit is afgewezen en waarbij is ingegaan op deze beroepsgronden. Wat betreft de door [appellant] gevreesde geluidshinder is hierin verwezen naar de resultaten van het akoestisch onderzoek, zoals neergelegd in het akoestisch rapport van EGM adviseurs van 4 april 2014, kenmerk B13127.00 R007. Bij dit akoestisch onderzoek zijn alle door [appellant] genoemde mogelijke oorzaken van geluidsoverlast betrokken.
De betogen falen.
4. Verder vreest [appellant] schade aan zijn pand en minder klandizie als gevolg van de bouwwerkzaamheden. Zoals de voorzieningenrechter in voormelde uitspraak van 20 maart 2015 reeds heeft overwogen heeft dit geen betrekking op het plan en de omgevingsvergunning zelf maar op de uitvoering. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Deze beroepsgrond moet derhalve buiten beschouwing blijven.
5. [appellant] voert aan dat er geen behoefte is aan de voorziene winkelpanden en dat het gezien de huidige economische situatie niet wenselijk is dat deze worden gebouwd. Voorts voert [appellant] aan dat zijn pand niet past tussen geplande nieuwbouw in de omgeving en dat dit bij de totstandkoming van het plan had moeten worden meegenomen. [appellant] heeft deze beroepsgronden eerst ter zitting naar voren gebracht, hetgeen in strijd is met de goede procesorde. Deze beroepsgronden dienen daarom buiten beschouwing te blijven.
6. De overige bezwaren van [appellant] zijn niet gericht tegen het voorliggende plan en de omgevingsvergunning, maar tegen oude dan wel toekomstige bestemmingsplannen. Deze bezwaren kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.
w.g. Kramer
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2015
603.