201408935/1/A2.
Datum uitspraak: 26 augustus 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 september 2014 in zaak nr. 13/6737 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 2 augustus 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot zorgtoeslag voor [appellante] over het berekeningsjaar 2011 herzien en vastgesteld op een bedrag van € 620,- in plaats van € 237,-.
Bij besluit van 22 november 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 september 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 22 november 2013 vernietigd voor zover daarbij het bezwaar van [appellante] tegen de verrekening ongegrond is verklaard, dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en de uitspraak in de plaats gesteld van het vernietigde deel van het besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juli 2015, waar [appellante], en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. E.J.E. Groothuis, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De Belastingdienst/Toeslagen heeft bij de vaststelling van de hoogte van de zorgtoeslag het inkomen van [toeslagpartner] betrokken, omdat deze moet worden aangemerkt als toeslagpartner van [appellante].
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen [toeslagpartner] terecht als toeslagpartner heeft aangemerkt. De rechtbank is er ten onrechte aan voorbij gegaan dat tussen hen partnerschapsvoorwaarden golden.
2.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) is de partner degene die hierna als eerste wordt genoemd:
a. de niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of geregistreerde partner;
b. degene die op hetzelfde woonadres als de belanghebbende staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en:
[…]
5°. in een aan het berekeningsjaar voorafgaand kalenderjaar partner van de belanghebbende was.
Ingevolge het tweede lid wordt degene die ingevolge het eerste lid voor een deel van het berekeningsjaar als partner wordt aangemerkt, ook als partner aangemerkt in de andere perioden van het berekeningsjaar, voor zover hij in die perioden op hetzelfde woonadres als de belanghebbende staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
2.2. Dat tussen [appellante] en [toeslagpartner] partnerschapsvoorwaarden golden, is voor de toepassing van de Awir niet van belang. Uit de tekst en de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 3 van de Awir, zoals dit artikel ten tijde van belang luidde (Kamerstukken II, 2004/ 2005, 29 764, nr. 3, blz. 13-16) volgt, dat hierin een ruimer partnerbegrip is opgenomen voor ongehuwd samenlevenden dan in de Wet Inkomstenbelasting 2001. De rechtbank heeft terecht alleen getoetst aan de criteria van artikel 3 van de Awir en de partnerschapsvoorwaarden tussen [appellante] en [toeslagpartner] terecht niet betrokken bij de beoordeling van het besluit van 22 november 2013.
2.3. Het betoog faalt.
3. [appellante] betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat haar bezwaar tegen verrekening met een eerdere terugvordering niet-ontvankelijk is, omdat de Belastingdienst/Toeslagen zonder verrekeningsbeschikking en zonder rekening te houden met de beslagvrije voet heeft verrekend. De rechtbank heeft, gelet op artikel 12 van de Awir, terecht overwogen dat in dit geval geen bezwaar tegen de verrekening openstaat. Daarbij is niet van belang of de Belastingdienst/Toeslagen heeft nagelaten een verrekeningsbeschikking te nemen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2015
362.