201500662/1/R4.
Datum uitspraak: 2 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Assen,
en
de raad van de gemeente Assen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 november 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Kloosterveen 2012, herziening Bosrank-Bosroos" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 augustus 2015, waar [appellante] en de raad, vertegenwoordigd door O.B. Coenraadts, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Het plan
1. Het plan is vastgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 26 maart 2014 in zaak nr. 201306605/1/R4. In die uitspraak heeft de Afdeling het besluit van de raad van 13 juni 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kloosterveen 2012" vernietigd, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "zorgwoning" dat betrekking heeft op de Bosroos 32 t/m 80 te Assen. Hiertoe heeft de Afdeling, kort weergegeven, overwogen dat de raad in dat plan in strijd met zijn bedoeling het gebouw voor de zorgwoningen niet bij recht mogelijk heeft gemaakt.
Met het thans voorliggende plan beoogt de raad, voor zover hier van belang, gestapelde zorgwoningen op het perceel Bosroos 32 t/m 80 alsnog bij recht mogelijk te maken.
Het geschil
2. Het beroep richt zich tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "zorgwoning" wat betreft het perceel Bosroos 32 t/m 80 te Assen. Op dit perceel staat een gebouw met 24 zorgappartementen. Het college van burgemeester en wethouders van Assen heeft bij besluit van 8 januari 2008 een bouwvergunning voor het gebouw verleend.
[appellante] woont op een aangrenzend perceel. Zij heeft beroep ingesteld tegen het plan dat bij de uitspraak van 26 maart 2014 gedeeltelijk is vernietigd en kan zich ook met de nieuwe planregeling voor het perceel Bosroos 32 t/m 80 niet verenigen.
Algemeen toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Zorgwoningen
4. [appellante] betoogt dat de aanwezige zorgvoorzieningen niet passen binnen de toegekende bestemming "Wonen" met de aanduiding "zorgwoning". In dit geval is de begeleiding en zorg volgens haar zo intensief, dat het niet meer gaat om zorgwoningen waarin de bewoners nagenoeg zelfstandig wonen, maar om een zorginstelling die niet past binnen de doeleindenomschrijving van de bestemming "Wonen".
[appellante] stelt in dat verband dat het gebouw wordt gehuurd door Promens Care, dat 24-uurs professionele zorg en begeleiding aanbiedt en dat bewoners een indicatie van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) moeten hebben om voor deze zorg in aanmerking te komen. Daarnaast is een crisisopvang gerealiseerd met een gemeenschappelijke ruimte. [appellante] wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling van 10 augustus 2011 in zaak nr. 201011929/1/H1. Volgens haar volgt uit die uitspraak dat bij intensieve zorg en begeleiding niet kan worden gesproken van nagenoeg zelfstandige bewoning die past binnen de bestemming "Wonen."
Daarnaast vreest [appellante] dat het gebouw in de toekomst gebruikt zal worden voor de opvang van andere groepen zorgbehoevenden, zoals verslaafden.
4.1. In de uitspraak van 26 maart 2014 heeft de Afdeling onder 7.2 overwogen dat het huidige gebruik van de gronden voor bewoning door geestelijk en/of lichamelijk beperkten, gelet op de omschrijving van het begrip zorgwoning in de planregels, in het plan als zodanig was bestemd. Dit betekent dat dat gebruik paste binnen de toegekende bestemming "Wonen" met de aanduiding "zorgwoning".
De omschrijving van het begrip zorgwoning is in het thans voorliggende plan niet gewijzigd. Daarnaast is gebleken dat het feitelijke gebruik van de gronden ten tijde van de vaststelling van het plan niet was gewijzigd ten opzichte van de situatie ten tijde van de vaststelling van het plan waarover de Afdeling reeds heeft geoordeeld. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding om nu tot een ander oordeel te komen dan in de uitspraak van 26 maart 2014. De uitspraak van 10 augustus 2011 waarnaar [appellante] heeft verwezen, geeft daartoe evenmin aanleiding, omdat het in die zaak ging om een gezinsvervangende opvang voor licht verstandelijk gehandicapte minderjarige kinderen en jongeren van 5 tot 17 jaar, zodat geen sprake was van nagenoeg zelfstandige bewoning.
Voor zover [appellante] vreest dat de zorgwoningen in de toekomst zullen worden gebruikt voor het huisvesten van zorgbehoevenden die wel permanent toezicht of begeleiding nodig hebben, overweegt de Afdeling dat de bestemming "Wonen" met de aanduiding "zorgwoning" daaraan in de weg staat. Dit volgt uit hetgeen in de uitspraak van 26 maart 2014, onder 7.2, is overwogen.
Het betoog faalt.
Tegenstrijdigheid planregels
5. [appellante] voert aan dat de planregels tegenstrijdig zijn wat betreft de toelaatbaarheid van gestapelde woningen. Enerzijds wordt het gebouw voor de zorgwoningen aangeduid als een woongebouw, waarin het plan gestapelde woningen toestaat, maar anderzijds rekent artikel 3, lid 3.5, aanhef en onder b, van de planregels het gebruik van woonhuizen voor gestapelde woningen tot het met de bestemming strijdig gebruik.
5.1. Naar het oordeel van de Afdeling zijn de planregels op dit punt niet tegenstrijdig. Het bestreden plandeel heeft de bestemming "Wonen" met de aanduiding "zorgwoning". Artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder b, van de planregels maakt ter plaatse van die aanduiding zorgwoningen in de vorm van een woongebouw mogelijk. De bouwregels voor hoofdgebouwen in artikel 3, lid 3.2.2, aanhef en onder a, bepalen dat ter plaatse van de aanduiding "zorgwoning" een woongebouw mag worden gebouwd. Onder een woongebouw wordt ingevolge artikel 1, lid 1.47, van de planregels verstaan: een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Dit betekent dat op de gronden met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "zorgwoning" gestapelde woningen zijn toegestaan. Lid 3.5, aanhef en onder b, is daarmee niet tegenstrijdig. Die bepaling verbiedt namelijk alleen het gebruik van woonhuizen voor gestapelde woningen. Ingevolge artikel 1, lid 1.48, van de planregels wordt onder woonhuis verstaan: een zelfstandig gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, hetzij twee-aaneengebouwd, hetzij geschakeld, dat slechts één woning omvat. Het gebouw voor de zorgwoningen is geen woonhuis in deze betekenis, maar een woongebouw. Artikel 3, lid 3.5, aanhef en onder b, van de planregels is daarop dan ook niet van toepassing.
Voor zover [appellante] tevens heeft verwezen naar artikel 3, lid 3.2.2, onder j, van de planregels, overweegt de Afdeling dat deze bepaling alleen ziet op gronden waaraan de aanduiding "gestapeld" is toegekend. Dat is voor het bestreden plandeel niet het geval.
Het betoog faalt.
Maximumbouwhoogte
6. [appellante] voert aan dat de door de raad genoemde maximumbouwhoogte van 6 m niet is vastgelegd op de verbeelding zoals die is te zien op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
6.1. De verbeelding bevat voor het bouwvlak in het bestreden plandeel de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)=6". Op de website www.ruimtelijkeplannen.nl is deze aanduiding - evenals de andere aanduidingen en de naam van de bestemming - niet rechtstreeks op de verbeelding van het plan te zien, maar komt deze in beeld via de knop "informatie opvragen". Het betoog mist daarom feitelijke grondslag.
Bouwmogelijkheden voor Bosroos 32 t/m 80
7. [appellante] voert aan dat het plan te ruime bouwmogelijkheden bevat voor het bestreden plandeel. Volgens haar had de raad niet meer bebouwing mogelijk mogen maken dan de reeds gerealiseerde bebouwing. In het plan is vastgelegd dat hoofdgebouwen binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd. Volgens [appellante] had de raad ook in de planregels moeten vastleggen dat bijgebouwen of aanbouwen niet buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd.
7.1. De bouwregels voor aanbouwen en bijgebouwen zijn inhoudelijk niet gewijzigd ten opzichte van het plan dat bij de uitspraak van 26 maart 2014 gedeeltelijk is vernietigd. [appellante] heeft in haar beroep tegen dat plan geen beroepsgronden over de bouwregels voor aanbouwen en bijgebouwen aangevoerd. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan niet worden aanvaard dat nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Voor zover [appellante] ter zitting heeft betoogd dat de bouwregels voor aanbouwen en bijgebouwen in het verleden onjuist zijn toegepast, is dit bovendien een aspect dat in deze procedure niet ter beoordeling staat. De Afdeling wijst er daarnaast op dat het Besluit omgevingsrecht regels bevat voor het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken, waaraan een bestemmingsplan niet kan afdoen.
Herhaling zienswijzen
8. [appellante] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellante] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Teuben
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2015
483.