ECLI:NL:RVS:2015:2786

Raad van State

Datum uitspraak
26 augustus 2015
Publicatiedatum
2 september 2015
Zaaknummer
201401196/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De aanvraag was op 19 augustus 2013 opnieuw afgewezen, waarna de vreemdeling in beroep ging bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond in haar uitspraak van 13 januari 2014. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.H.M. Geraedts, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in haar uitspraak van 26 augustus 2015 geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Irak een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De Raad oordeelt dat de staatssecretaris niet voldoende rekening heeft gehouden met de positie van de kwetsbare minderheidsgroep der yezidi's in Irak, ondanks eerdere uitspraken die dit benadrukten. De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank, alsook het besluit van de staatssecretaris van 19 augustus 2013.

De Raad van State heeft de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 1.470,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2015.

Uitspraak

201401196/1/V2.
Datum uitspraak: 26 augustus 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 13 januari 2014 in zaak nr. 13/22129 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2013 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 13 januari 2014 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.H.M. Geraedts, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Hetgeen in de grieven 1 en 2 is aangevoerd, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, met dat oordeel volstaan.
2. In grief 3 klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij weliswaar behoort tot de door de staatssecretaris aangewezen kwetsbare minderheidsgroep der yedizi's, maar dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.1. Reeds in het besluit van 8 december 2010 is de vreemdeling tegengeworpen dat hij zijn herkomst uit Centraal-Irak niet aannemelijk heeft gemaakt. Bij uitspraak van 21 december 2012 in zaak nr. 201112087/1/V2 heeft de Afdeling dit besluit echter vernietigd. Niettemin heeft de staatssecretaris, die niet heeft betwist dat de vreemdeling de Iraakse nationaliteit heeft en behoort tot de yezidi's, bij besluit van 19 augustus 2013 de vreemdeling wederom tegengeworpen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn gebied van herkomst is gelegen in Centraal-Irak en de aanvraag op grond daarvan afgewezen. De staatssecretaris heeft er in zijn nieuwe besluit dan ook geen blijk van gegeven dat hij de positie van yezidi's in heel Irak bij zijn besluitvorming heeft betrokken en derhalve niet op juiste wijze uitvoering gegeven aan de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2012. De rechtbank is hieraan ten onrechte voorbijgegaan.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het inleidende beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit van 19 augustus 2013 vernietigen.
3. De staatsecretaris moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 13 januari 2014 in zaak nr. 13/22129;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 19 augustus 2013, V-nummer [nummer];
V. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.470,00 (zegge: veertienhonderdzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door H. Troostwijk, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Wolff
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2015
238.