201409862/1/A3.
Datum uitspraak: 9 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 oktober 2014 in zaak nr. 11/4326 in het geding tussen:
[appellant]
en
de rechtsopvolger van het dagelijks bestuur van stadsdeel West (lees: het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het stadsdeel West, hierna: algemeen bestuur).
Procesverloop
Bij besluit van 18 augustus 2006 heeft het dagelijks bestuur van stadsdeel Oud-West aan [appellant] een last opgelegd om binnen veertien dagen zijn woning te reinigen en overlast veroorzakende zaken te verwijderen.
Bij besluit van 5 december 2006 heeft het dagelijks bestuur van stadsdeel Oud-West het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 april 2008 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het dagelijks bestuur van stadsdeel Oud-West opgedragen opnieuw op bezwaar te beslissen.
Op 6 september 2011 heeft [appellant] beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op zijn bezwaar.
Bij besluit van 20 december 2011 heeft het dagelijks bestuur van stadsdeel West, rechtsopvolger van het dagelijks bestuur van stadsdeel Oud-West, het besluit van 18 augustus 2006 ingetrokken en daarbij tevens vermeld dat [appellant] een schadeclaim kan indienen wegens de onrechtmatig plaatsgevonden ontruiming van zijn woning.
Bij mondelinge uitspraak van 23 oktober 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het algemeen bestuur, rechtsopvolger van het dagelijks bestuur van stadsdeel West, heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 augustus 2015, waar [appellant] en het algemeen bestuur, vertegenwoordigd door mr. N. Smit en R.R. Offenberg, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De rechtbank heeft vastgesteld dat [appellant] geen inhoudelijke gronden heeft aangevoerd tegen het besluit van 20 december 2011. Voor zover [appellant] gronden heeft aangevoerd die zien op een inmiddels door hem ingediende schadeclaim wegens de onrechtmatige ontruiming van zijn woning in 2006, heeft de rechtbank geoordeeld dat deze buiten de omvang van het geding vallen.
2. [appellant] voert aan dat hij als gevolg van de ontruiming van zijn woning veel schade heeft geleden die niet door het algemeen bestuur is vergoed.
2.1. Ter zitting bij de Afdeling heeft het algemeen bestuur verklaard dat inmiddels een besluit is genomen waarin [appellant] schadevergoeding wegens de ontruiming van zijn woning is toegekend. Tegen dit besluit heeft [appellant] bezwaar gemaakt. Door het gebruik van dit rechtsmiddel kan [appellant] de hoogte van de hem toegekende schadevergoeding aanvechten. Onderhavige procedure biedt daarvoor, zoals ook in de aangevallen uitspraak tot uitdrukking is gebracht, niet de gelegenheid.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Zegveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2015
43-805.