ECLI:NL:RVS:2015:2806

Raad van State

Datum uitspraak
9 september 2015
Publicatiedatum
9 september 2015
Zaaknummer
201501329/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kern Hank: Wijziging en goedkeuring door de Raad van State

Op 9 september 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Kern Hank'. Dit bestemmingsplan, dat op 28 oktober 2014 door de raad van de gemeente Werkendam was gewijzigd vastgesteld, voorziet in de bouw van een huisartsen onder een dak-voorziening (HOED) en appartementen met verzorgingsmogelijkheden aan de [locatie] in Hank. Appellanten, bewoners van Hank, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij onder andere betogen dat de raad ten onrechte voor de bestemming 'Maatschappelijk' heeft gekozen en dat de appartementen alleen mogen worden bewoond door ouderen met een zorgindicatie. De Afdeling heeft de zaak op 9 juli 2015 ter zitting behandeld, waarbij zowel appellanten als de raad en vergunninghoudster aanwezig waren.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat de zorgindicatie niet relevant is of dat de gekozen bestemming niet passend is. De raad heeft bovendien voldoende onderbouwing gegeven voor de actuele regionale behoefte aan de woningen, onderbouwd door rapporten en monitoren.

De Afdeling heeft verder geoordeeld dat het bestemmingsplan niet in strijd is met de Verordening ruimte 2014 en dat de door appellanten aangedragen alternatieve locaties niet geschikt zijn voor de beoogde ontwikkeling. De Afdeling heeft ook de bezwaren van appellanten over de ruimtelijke inpassing van de bebouwing en de aanwezigheid van groenvoorzieningen verworpen. Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestemmingsplan in stand blijft.

Uitspraak

201501329/1/R6.
Datum uitspraak: 9 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Hank, gemeente Werkendam,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Werkendam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2014, zaak nr. 26019 gew., heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Hank: [locatie]" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen, de raad en [vergunninghoudster] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2015, waar [appellant] en anderen, bijgestaan door mr. J.R. van Manen, advocaat te Gorinchem, en de raad, vertegenwoordigd door J. Boterblom en J.W.R. Schmidt, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is gehoord [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [directeur], bijgestaan door J.A.L. van Engelen, werkzaam bij EMC. Verder is ir. H.J.W. Mens, stedenbouwkundige, als deskundige aan de zijde van [appellant] en anderen verschenen.
Overwegingen
1. Ter zitting hebben [appellant] en anderen de beroepsgrond over de toepasselijkheid van de Crisis- en herstelwet ingetrokken.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het bestemmingsplan voorziet in een huisartsen onder een dak-voorziening (hierna: HOED), appartementen met verzorgingsmogelijkheden en bijbehorende parkeerplaatsen aan de [locatie] in Hank.
4. [appellant] en anderen betogen dat in de planregels ten onrechte is bepaald dat de voorziene appartementen alleen mogen worden bewoond door ouderen met een zorgindicatie. Zij betwisten de ruimtelijke relevantie van deze zorgindicatie en stellen dat deze voorwaarde niet afdwingbaar is. Verder betogen [appellant] en anderen dat de raad ten onrechte voor de bestemming "Maatschappelijk" heeft gekozen. Volgens hen is deze bestemming niet passend, omdat het plan niet alleen voorziet in een maatschappelijke functie, de HOED, maar ook in woningen.
4.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor de bestemming "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor een woonzorggebouw voor, al dan niet zelfstandige, huisvesting met de mogelijkheid tot verzorging.
4.2. Uit de planregels, in het bijzonder artikel 3, lid 3.1, van de planregels, volgt dat de voorziene appartementen door een ieder mogen worden bewoond en dat de mogelijkheid bestaat tot verzorging. Het betoog van [appellant] en anderen dat in de appartementen alleen ouderen met een zorgindicatie mogen wonen, mist dan ook feitelijke grondslag.
De raad heeft uiteengezet dat hij voor de bestemming "Maatschappelijk" heeft gekozen, omdat hij een HOED bij uitstek een maatschappelijke functie vindt en hij de appartementen, gelet op de mogelijkheid tot verzorging, waaronder intensieve, 24-uurs zorgverlening, niet passend vindt binnen de bestemming "Wonen". Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor de bestemming "Maatschappelijk".
Het betoog faalt.
5. [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is vastgesteld, omdat de HOED, op deze locatie, en de voorziene appartementen niet voorzien in een actuele regionale behoefte. Ter onderbouwing wijzen zij op de zienswijze van woningcorporatie Woonvisie, waarin Woonvisie stelt dat er sprake is van een ontspannen woningmarkt in Hank.
5.1. De raad stelt dat uit de Volkshuisvestingsmonitor 2010 gemeente Werkendam (hierna: de Volkshuisvestingsmonitor) blijkt dat er in Hank een tekort is van 44 zelfstandige woningen die geschikt zijn voor senioren. Volgens de raad volgt uit het rapport "Actualisatie wonen, welzijn en zorg in het Land van Heusden en Altena" van maart 2015 (hierna: het actualisatierapport) dat het aantal 65+-huishoudens in Hank naar verwachting sterk zal toenemen. Bovendien zijn er in Hank nog weinig woningen met mogelijkheden tot verzorging voorzien, aldus de raad.
5.2. Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt onder meer aan de voorwaarde dat wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
Het plan voorziet in een HOED en ongeveer 25 appartementen op een locatie waar op grond van het vorige bestemmingsplan een discotheek met een parkeerterrein was toegestaan. Gelet op de functieverandering waarin het plan voorziet en de omvang van de te realiseren bebouwing, moet worden vastgesteld dat het plan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, zodat dient te worden beschreven dat het plan in een actuele regionale behoefte voorziet.
5.3. Ter onderbouwing van de actuele regionale behoefte aan de woningen heeft de raad gebruik gemaakt van de Volkshuisvestingsmonitor en het actualisatierapport. Uit de Volkshuisvestingsmonitor volgt dat in de kern Hank een tekort van 44 woningen die geschikt zijn voor senioren bestaat. In het actualisatierapport is voorts onderzoek gedaan naar de regionale behoefte aan woningen met zorgmogelijkheden en eventuele ombouwmogelijkheden van bestaande woningen naar dergelijke zorgwoningen. In het actualisatierapport staat dat, ook in het geval alle daarvoor beschikbare woningen worden omgebouwd naar woningen met zorgmogelijkheden, in 2030 in de kernen Hank, Dussen en Nieuwendijk een tekort van 68 woningen met zorgmogelijkheden wordt verwacht. Naar het oordeel van de Afdeling hebben [appellant] en anderen met de verwijzing naar de zienswijze van Woonvisie niet aannemelijk gemaakt dat het vorenstaande onjuist is. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de zienswijze van Woonvisie enkel ziet op de sociale huurmarkt in Hank en niet ziet op de huurmarkt in andere kernen of op de markt voor woningen met zorgmogelijkheden.
Wat betreft het betoog van [appellant] en anderen dat op de onderhavige locatie geen behoefte aan een HOED bestaat, stelt de Afdeling vast dat zij geen concrete gegevens naar voren hebben gebracht die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van de mededeling van de raad en [vergunninghoudster] dat de huisartsen in Hank al jaren op zoek zijn naar een nieuw en geschikt onderkomen en daarbij hun voorkeur hebben uitgesproken voor deze locatie.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat genoegzaam is beschreven dat het plan voorziet in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro.
Het betoog faalt.
6. [appellant] en anderen betogen dat het plan in strijd is met de door provinciale staten op 18 maart 2014 vastgestelde Verordening ruimte 2014 (hierna: de Verordening). Volgens [appellant] en anderen is het plangebied niet gelegen binnen het "zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling" en volgt uit de Verordening dat nieuwbouw in Hank in de eerste plaats moet plaatsvinden binnen een "zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling". Een dergelijk zoekgebied ligt aan de oostzijde van de kern, in het uitbreidingsgebied Roode Camer, aldus [appellant] en anderen.
6.1. Ingevolge artikel 4.1 van de Verordening bestaat het bestaand stedelijk gebied van de stedelijke structuur uit:
a. stedelijk concentratiegebied;
b. kernen in landelijk gebied.
Ingevolge artikel 4.2 ligt een bestemmingsplan dat voorziet in een stedelijke ontwikkeling uitsluitend binnen bestaand stedelijk gebied.
Ingevolge artikel 8.1, eerste lid, kan in afwijking van artikel 4.2, een bestemmingsplan voorzien in een stedelijke ontwikkeling ter plaatse van de aanduiding "zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling", waarbij het bestemmingsplan ertoe moet strekken dat wordt voldaan aan de voorwaarden uit het tweede lid.
6.2. Blijkens de kaart "Structuren" bij de Verordening is het plangebied gelegen binnen de aanduiding "bestaand stedelijk gebied; kernen in landelijk gebied". Gelet op artikel 4.2 van de Verordening mag een bestemmingsplan binnen "bestaand stedelijk gebied: kernen in landelijk gebied" voorzien in een stedelijke ontwikkeling, zoals de thans voorziene ontwikkelingen. Anders dan [appellant] en anderen stellen, volgt uit de Verordening niet dat een stedelijke ontwikkeling in de eerste plaats moet worden voorzien binnen een "zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling", zoals de Roode Camer. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met de Verordening.
Het betoog faalt.
7. [appellant] en anderen betogen dat voor de voorziene ontwikkelingen verschillende alternatieve locaties binnen de kern Hank voorhanden zijn. Zij wijzen op de locaties de Roode Camer, het Pastoor Lipsplantsoen en de Julianastraat.
7.1. De raad stelt dat de door [appellant] en anderen genoemde alternatieve locaties zijn beschreven in eerdere raadstukken over dit project en deze locaties zijn afgevallen vanwege de complexiteit.
7.2. De raad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan een afweging te maken van alle belangen die hierbij betrokken zijn. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
De raad heeft ter zitting toegelicht dat het onderhavige plan een particulier initiatief van de eigenaar van het perceel [locatie] betreft. Volgens de raad en [vergunninghoudster] is de locatie Julianastraat te klein voor de voorziene ontwikkeling en betreft het Pastoor Lipsplantsoen een waardevol stuk groen in de kern dat tevens wordt gebruikt als evenemententerrein. Een locatie in het uitbreidingsgebied Roode Camer sluit volgens hen niet aan op de wensen van de zorgondernemers. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding om deze toelichting onjuist te achten. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellant] en anderen genoemde locaties onvoldoende geschikt zijn voor de beoogde ontwikkeling.
Het betoog faalt.
8. [appellant] en anderen betogen voorts dat de voorziene bebouwing niet passend is op deze locatie en leidt tot aantasting van het woon- en leefklimaat. Ter onderbouwing wijzen zij op het negatieve advies van de welstandscommissie en op het door ir. H.J.W. Mens opgestelde rapport "Notitie ruimtelijke kwaliteit bouwplan [locatie] Hank" van 24 juli 2014 (hierna: het tegenrapport). In het tegenrapport staat dat de voorziene bebouwing niet voldoet aan de welstandseisen van de gemeente en niet passend is binnen de bestaande bebouwing, omdat - kort gezegd - het uiterlijk van de voorziene bebouwing wanneer alle zijden tezamen worden bezien, te massaal is en in het plan onvoldoende rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarde van de Buitendijk.
8.1. Ingevolge artikel 2, lid 2.7, van de planregels wordt de bouwhoogte van een bouwwerk gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Ingevolge lid 2.16 wordt onder peil verstaan de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw.
8.2. Het plan voorziet in een gebouw met een maximale oppervlakte van ongeveer 1700 m2 en een bouwhoogte van maximaal 13,5 m. Het plangebied is gelegen aan een dijk in de kern Hank. Ter plaatse van de voorziene bebouwing staat thans discotheek "De Kelder" en ligt een bijbehorend parkeerterrein. De omliggende bebouwing bestaat uit woningen met gemiddeld twee bouwlagen.
8.3. Uit artikel 2, leden 2.7 en 2.16, van de planregels volgt dat de bouwhoogte van de voorziene bebouwing moet worden bepaald vanaf het maaiveld onderaan de dijk. In het nadere verweerschrift van 24 juni 2015 heeft de raad uiteengezet dat dit betekent dat de bouwhoogte vanaf de dijk 10,5 m bedraagt. Deze bouwhoogte vanaf het dijkniveau acht de raad passend, ook gelet op de toegestane bouwhoogte van 8,5 m van de omliggende woningen. Volgens de raad is de lengte van het voorziene gebouw niet afwijkend van de andere bebouwing aan de Buitendijk, waarbij de raad erop heeft gewezen dat er sprake is van een onderbreking door een verspringing van de voorgevelrooilijn van het bouwvlak, hetgeen leidt tot een visuele onderbreking in de lengte. Wat betreft de situering stelt de raad dat het bouwvlak op grotere afstand van de perceelgrenzen is voorzien dan het geval is bij de omliggende, bestaande woningen. Bovendien heeft de raad, in reactie op het tegenrapport, gesteld dat de beleving van het gebouw vanuit één perspectief plaatsvindt en niet van alle zijden gelijktijdig en de ruimtelijke impact derhalve kleiner wordt beleefd dan in het tegenrapport is gesteld. Verder heeft de raad in zijn afweging over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de voorziene bebouwing betrokken dat het plangebied niet alleen deel uitmaakt van het dijklint de Buitendijk, maar ook onderdeel uitmaakt van het oude centrum van Hank. Ten aanzien van de cultuurhistorische waarde heeft de raad ter zitting uiteengezet dat alleen het dijklichaam als cultuurhistorisch element van belang is en dat de voorziene bebouwing hierop geen inbreuk maakt.
In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling, gelet op het vorenoverwogene, geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voorziene gebouw ruimtelijk passend is aan de Buitendijk. Daarbij neemt de Afdeling nog in aanmerking dat in de onderhavige procedure, over het bestemmingsplan, geen bezwaren met betrekking tot de welstand aan de orde kunnen komen.
Het betoog faalt.
9. [appellant] en anderen betogen dat het plan niet voorziet in voldoende groen. Volgens hen is de voorziene bebouwing dermate groot en is er dusdanig weinig ruimte voor de benodigde parkeerplaatsen dat er geen ruimte is voor de aanleg van eventueel groen in het plangebied.
9.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder g, zijn de voor de bestemming "Maatschappelijk" aangewezen gronden mede bestemd voor bijbehorende groenvoorzieningen, tuinen en erven.
9.2. Gelet op artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder g, van de planregels kunnen binnen de bestemming "Maatschappelijk" groenvoorzieningen worden aangelegd. De raad en [vergunninghoudster] hebben ter zitting onweersproken gesteld dat in de huidige situatie geen groen aanwezig is in het plangebied en dat in het erfinrichtingsplan, dat onderdeel uitmaakt van de anterieure overeenkomst, groenvoorzieningen zijn voorzien, waaronder aan de noordzijde van het plangebied. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan niet in redelijkheid aldus heeft kunnen vaststellen.
Het betoog faalt.
10. [appellant] en anderen hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] en anderen hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. G.T.J.M. Jurgens en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Nijholt, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Nijholt
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2015
545-767.