ECLI:NL:RVS:2015:282

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2015
Publicatiedatum
4 februari 2015
Zaaknummer
201403814/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijzigingsplan voor woningbouw in Tytsjerk

In deze zaak gaat het om een beroep van [appellant] en anderen, allen wonend te Tytsjerk, tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel, dat op 11 maart 2014 het wijzigingsplan "Tytsjerk, De Krite" heeft vastgesteld. Dit wijzigingsplan voorziet in de realisatie van 23 woningen met de bijbehorende ontsluitingsstructuur ten noorden van de bestaande woonwijk "De Jister". De appellanten zijn van mening dat de ontsluiting via De Jister niet voldoet aan de verkeersveiligheidseisen en dat de procedures rondom het bestemmingsplan niet transparant zijn verlopen. Ze stellen dat de rijweg van De Jister te smal is en dat de extra verkeersbewegingen een negatieve impact hebben op het woon- en leefklimaat.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 22 december 2014 ter zitting behandeld. Het college heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de ontsluiting via De Jister in overeenstemming is met de voorwaarden van het bestemmingsplan en dat de verkeersveiligheid niet in het geding is. De Afdeling overweegt dat de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan duidelijk is en dat de appellanten niet tijdig rechtsmiddelen hebben aangewend tegen het bestemmingsplan zelf. De procedure voor de vaststelling van het wijzigingsplan is correct doorlopen, en de Afdeling concludeert dat de bezwaren van de appellanten niet gegrond zijn.

Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep van [appellant] en anderen ongegrond, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 4 februari 2015.

Uitspraak

201403814/1/R4.
Datum uitspraak: 4 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Tytsjerk, gemeente Tytsjerksteradiel,
en
het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 maart 2014 heeft het college het wijzigingsplan "Tytsjerk, De Krite" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 december 2014, waar het college, vertegenwoordigd door J.D. Slager, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Het wijzigingsplan voorziet in de realisatie van 23 woningen met de daarbij behorende ontsluitingsstructuur ten noorden van de bestaande woonwijk "De Jister" in Tytsjerk. Het beroep van [appellant] en anderen, allen woonachtig in die bestaande woonwijk, is gericht tegen de manier waarop de te realiseren woonwijk "De Krite" ontsloten wordt. Zij voeren aan dat het bestemmingsplan "Tytsjerk - Zuid 2010" (hierna: het bestemmingsplan) weliswaar reeds voorzag in die ontsluiting, maar dat de daartoe gevolgde procedures niet transparant waren en dat sinds de vaststelling van dat bestemmingsplan drie-en-een-half jaar verstreken zijn. De ontsluiting via De Jister doet volgens [appellant] en anderen afbreuk aan het woon- en leefklimaat en aan de verkeersveiligheid. Hiertoe voeren [appellant] en anderen aan dat de rijweg van De Jister te smal is en dat zich ter plaatse van de aansluiting van De Jister op de Buorren een speelveldje bevindt. De Jister is hierdoor volgens [appellant] en anderen niet berekend op de 372 extra verkeersbewegingen die het gevolg zijn van de realisatie van 23 woningen.
2. Het college stelt dat in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor de uitbreidingslocatie "De Krite". Een van de in het bestemmingsplan gestelde voorwaarden voor toepassing van die wijzigingsbevoegdheid is dat de hoofdontsluiting van het te realiseren woongebied plaatsvindt via de bestaande weg De Jister. Het college stelt zich op het standpunt dat deze voorwaarde duidelijk uit de planregels valt af te leiden en dat hierover destijds een zienswijze naar voren gebracht had kunnen worden. Het college stelt zich verder op het standpunt dat de ontsluiting van de nieuwe woonwijk "De Krite" via De Jister geen onevenredige afbreuk doet aan de woonsituatie en aan de verkeersveiligheid ter plaatse.
3. Voor zover [appellant] en anderen betogen dat de procedures die vooraf zijn gegaan aan de vaststelling van het bestemmingsplan en het wijzigingsplan niet transparant zijn en dat te veel tijd is verstreken sinds de vaststelling van het bestemmingsplan, overweegt de Afdeling het volgende.
3.1. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels het college van burgemeester en wethouders binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kan wijzigen.
Ingevolge artikel 3.9a, eerste lid, is op de voorbereiding van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de kennisgeving bedoeld in artikel 3:12 van die wet, tevens langs elektronische weg geschiedt, dat het ontwerpbesluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar wordt gesteld, dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzageligging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten. Op het besluit tot vaststelling van een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan is artikel 3.8, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
3.2. De gronden waarop het wijzigingsplan betrekking heeft hadden op grond van het bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch - Cultuurgrond" en de gebiedsaanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 3". Ingevolge artikel 4, lid 4.5.1, van de planregels van het bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de bestemming "Agrarisch - Cultuurgrond" wordt gewijzigd in een verkeers-, groen-, water-, tuin- of woonbestemming, mits, voor zover relevant:
(…)
2. het aantal woningen ten hoogste 23 zal bedragen;
3. de hoofdontsluiting van het te realiseren woongebied geschiedt via de bestaande weg De Jister;
(…)
6. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3. Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheid konden [appellant] en anderen rechtsmiddelen aanwenden, hetgeen zij hebben nagelaten. In de onderhavige procedure over het wijzigingsplan kan de wijze van totstandkoming van het bestemmingsplan niet meer aan de orde komen.
Bij de vaststelling van het wijzigingsplan is de procedure zoals voorgeschreven in artikel 3.9a van de Wro gevolgd. Gesteld noch gebleken is dat deze procedure niet op een correcte wijze is doorlopen. Van de mogelijkheid een zienswijze over het ontwerpwijzigingsplan naar voren te brengen is gebruik gemaakt.
Voorts vereist de Wro noch het bestemmingsplan dat een wijzigingsplan binnen 3,5 jaar na de vaststelling van het bestemmingsplan vastgesteld moet worden. Van de bevoegdheid een bestemmingsplan te wijzigen behoeft geen gebruik te worden gemaakt.
De betogen falen.
4. Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. De Afdeling vat het betoog aldus op dat volgens [appellant] en anderen met een ontsluiting via De Jister niet wordt voldaan aan de in artikel 4, lid 4.5.1, onder 6, van de planregels van het bestemmingsplan genoemde voorwaarde dat het wijzigingsplan geen onevenredige afbreuk mag doen aan de verkeersveiligheid. Voorop staat echter dat de hoofdontsluiting van het te realiseren woongebied ingevolge de in lid 4.5.1, onder 3, van de planregels gestelde voorwaarde geschiedt via de bestaande weg De Jister. Ter zitting heeft het college toegelicht dat hieraan verkeerstechnische redenen ten grondslag hebben gelegen, omdat zich ter plaatse van een mogelijke rechtstreekse aansluiting op de Buorren een onoverzichtelijke bocht bevindt. Volgens het college is, anders dan [appellant] en anderen stellen, geen doorslaggevende betekenis toegekend aan de bezwaren van een omwonende tegen een rechtstreekse ontsluiting van de nieuwe woningen op de Buorren. Dat de hoofdontsluiting via De Jister geen onevenredige afbreuk doet aan de verkeersveiligheid heeft het college in het bestreden besluit gemotiveerd door te stellen dat De Jister in gebruik blijft als woonerf met een maximum snelheid van 30 km/u. Onder deze omstandigheden kan voldoende rekening worden gehouden met tegemoetkomend verkeer en met spelende kinderen in de wijk en op het door [appellant] en anderen genoemde speelveldje. Dit is door [appellant] en anderen niet weersproken. Volgens het college kunnen twee auto’s elkaar in de straat passeren, heeft de straat een breedte die gebruikelijk is voor straten met uitsluitend woonverkeer en kan een bredere straat leiden tot hogere snelheden. Ter zitting heeft het college toegelicht dat het wegprofiel van 4,60 m voldoet aan de aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV) bij wegen met rijbanen voor gemengd verkeer met parkeren in havens van het CROW. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat De Jister gelet op de breedte van de rijweg niet geschikt is om het verkeer dat de beide wijken genereren te verwerken. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het college heeft gesteld dat de totale verkeersintensiteit door de realisatie van "De Krite" zal toenemen van 234 naar 372 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Ter zitting heeft het college toegelicht dat deze berekening is gebaseerd op de aanname dat per te realiseren woning 6 motorvoertuigbewegingen per etmaal te verwachten zijn en dat ter controle van dit getal tellingen in de bestaande wijk zijn verricht. Uit die verkeerstellingen is volgens het college naar voren gekomen dat 5,23 motorvoertuigbewegingen per etmaal plaatsvinden, waaruit kan worden afgeleid dat de berekende verkeersgeneratie niet is onderschat. Het wijzigingsplan leidt naar verwachting derhalve, anders dan [appellant] en anderen stellen, niet tot een toename van 372 motorvoertuigbewegingen, maar tot een toename van maximaal 138 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan geen onevenredige afbreuk doet aan de verkeersveiligheid ter plaatse van De Jister. Het betoog faalt.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] en anderen ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2015
472-780.