201502504/1/R1.
Datum uitspraak: 9 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Holten, gemeente Rijssen-Holten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 februari 2015 heeft het college het wijzigingsplan "Wonen Holten, Koninginnepage De Liesen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 augustus 2015, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door M. Dijkstra en J.D.H. Danker, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 4 juli 2013 heeft de raad van de gemeente Rijssen-Holten het bestemmingsplan "Wonen Holten" vastgesteld. In dit plan is aan de gronden waarop het thans bestreden besluit betrekking heeft, onder meer de bestemming "Groen - Voorlopige bestemming" toegekend. Het besluit van het college van 5 februari 2015 strekt ertoe om deze bestemming van de gronden met toepassing van artikel 29, leden 29.3 en 29.7, van de planregels bij het bestemmingsplan "Wonen Holten" te wijzigen in "Wonen - Vrijstaand". Aldus wordt het bouwen van drie vrijstaande woningen in de wijk De Liesen mogelijk gemaakt.
2. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is. Daartoe heeft het college betoogd dat het perceel waarop de woning van [appellant] is gesitueerd, op geruime afstand van het plangebied ligt. Bovendien is in het tussengelegen gebied een aantal woningen van derden gelegen, welk aantal de komende tijd nog zal toenemen, aldus het college. Volgens het college bestaat hierdoor nauwelijks zicht op het plangebied vanaf het perceel van [appellant].
2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 8:1 kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen.
2.2. De wetgever heeft de eis van belanghebbendheid gesteld om te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.3. De kortste afstand tussen het perceel van [appellant] en het plangebied bedraagt ongeveer 165 meter. Verder bevinden zich, zoals het college met juistheid heeft opgemerkt, in het tussenliggende gebied twee in elkaars verlengde gelegen rijen woningen. Deze woningen nemen het zicht op het plangebied vanaf het perceel van [appellant] voor een groot gedeelte weg. Weliswaar resteert vanaf het perceel zicht op een beperkt deel van het plangebied, maar naar het oordeel van de Afdeling kan [appellant] daaraan geen belang als vereist in de Awb ontlenen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de afstand van ongeveer 165 meter aanzienlijk te achten is in relatie tot de beperkte omvang en ruimtelijke uitstraling van het wijzigingsplan, dat in de bouw van slechts drie woningen voorziet. Voorts kan [appellant] geen belang ontlenen aan eventuele overlast van verkeersbewegingen van en naar de geplande woningen. Daarbij is in beschouwing genomen dat als het desbetreffende verkeer al gebruik zou maken van de straat waaraan de woning van [appellant] is gesitueerd, dit verkeer gelet op het aantal in het plan voorziene woningen een zeer beperkte omvang zal hebben. Het enkele feit dat [appellant] in dezelfde wijk woont als waarin het plangebied is gelegen, levert evenmin grond op voor het oordeel dat hij belanghebbende is.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat [appellant] niet kan worden beschouwd als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Anders dan [appellant] ter zitting heeft betoogd, is zijn positie niet vergelijkbaar met de positie van de bewoner van een naburige straat die destijds beroep heeft ingesteld tegen het bestemmingsplan "Wonen Holten" en die de Afdeling blijkens haar uitspraak van 11 juni 2014, in zaak nr. 201307898/1/R1, wel als belanghebbende heeft aangemerkt. Daartoe wordt overwogen dat het beroep van bedoelde bewoner zich blijkens de uitspraak van 11 juni 2014 op de plandelen in de directe omgeving van zijn woning richtte.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2015
195.