201501585/1/A2.
Datum uitspraak: 16 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 januari 2015 in zaak nr. 14/1362 in het geding tussen:
[appellante]
en
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Procesverloop
Bij brief van 2 mei 2014 heeft de minister [appellante] meegedeeld dat haar verzoek om een verklaring van vakbekwaamheid als arts voor advies is voorgelegd aan de Commissie Buitenlands Gediplomeerden Volksgezondheid (hierna: CBGV) en dat deze haar vakbekwaamheid zal beoordelen met behulp van een set van kennis- en vaardighedentoetsen.
Bij besluit van 24 juni 2014 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 14 januari 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De minister heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 augustus 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. A.S. Hulster, werkzaam bij Alkmaar Juristen te Alkmaar, en de minister, vertegenwoordigd door mr. R. Bal en mr. C.M. Molema, beiden werkzaam bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij brief en aanvraagformulier van 7 november 2013 heeft [appellante] bij de minister een aanvraag voor een verklaring van vakbekwaamheid ingediend.
Bij brief van 2 mei 2014 heeft de minister [appellante] meegedeeld dat haar aanvraag voor advies is voorgelegd aan de CBGV en dat de CBGV haar vakbekwaamheid zal beoordelen met behulp van een kennis- en vaardighedentoetsen.
Bij brief van 6 mei 2014 heeft de CBGV [appellante] meegedeeld dat zij voor het verkrijgen van een verklaring van vakbekwaamheid een kennis- en vaardighedentoets, bestaande uit een zogenoemde AKV-toets en een beroepsinhoudelijke toets, moet afleggen en dat de kosten voor deelname aan de AKV-toets € 650,00 bedragen. Daarbij heeft de CBGV haar verzocht dit bedrag over te maken op de vermelde bankrekening. De CBGV heeft [appellante] in die brief voorts meegedeeld dat de beslistermijn voor haar aanvraag wordt opgeschort tot het moment waarop deze betaling is ontvangen.
2. Het hoger beroep van [appellante] heeft als strekking dat, nu de CBGV deze opschorting niet heeft opgeheven, de rechtbank heeft miskend dat op haar aanvraag ten onrechte geen besluit zal worden genomen omdat zij de hiervoor vermelde kosten niet zal betalen, aangezien zij geen kennis- en vaardighedentoets wil afleggen.
3. Bij besluit van 13 juli 2015 heeft de minister de aanvraag van [appellante] afgewezen op de grond dat zij geen kennis- en vaardighedentoets heeft afgelegd.
4. Nu de minister op haar aanvraag een besluit heeft genomen heeft [appellante], gelet op de strekking van het hoger beroep, geen belang meer bij een beoordeling van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling zal het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2015
507.