ECLI:NL:RVS:2015:2987

Raad van State

Datum uitspraak
23 september 2015
Publicatiedatum
23 september 2015
Zaaknummer
201500262/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de Belastingdienst/Toeslagen inzake verzoek om informatie over huur- en zorgtoeslagen

Op 30 juli 2012 en 31 oktober 2012 heeft [appellant sub 2] de Belastingdienst/Toeslagen verzocht om stukken over de huurtoeslagen van 2010, 2011 en 2012, alsook over de zorgtoeslag van 2011. Na het indienen van deze verzoeken heeft [appellant sub 2] de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld en verzocht om dwangsommen wegens het niet tijdig nemen van besluiten. De Belastingdienst/Toeslagen heeft op 4 november 2013 een dwangsom toegekend voor het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek om stukken over de huurtoeslag 2012, maar andere verzoeken werden afgewezen. De rechtbank Noord-Nederland heeft op 12 december 2014 de beroepen van [appellant sub 2] deels gegrond verklaard en de verbeurde dwangsommen vastgesteld op € 2520,00. Tegen deze uitspraak heeft zowel de Belastingdienst/Toeslagen als [appellant sub 2] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 19 augustus 2015 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen dwangsommen had verbeurd. De Afdeling concludeerde dat de brieven van [appellant sub 2] geen aanvragen waren in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het uitblijven van reacties op deze brieven niet kon worden aangemerkt als het niet tijdig nemen van besluiten. Het hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen werd gegrond verklaard, evenals het incidenteel hoger beroep van [appellant sub 2]. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze betrekking had op de zorgtoeslag 2011 en de huurtoeslagen 2010 en 2011. De Afdeling verklaarde de beroepen tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen alsnog gegrond en vernietigde het besluit van 10 januari 2014. De uitspraak van de rechtbank werd in de plaats gesteld van het vernietigde besluit.

Uitspraak

201500262/1/A3.
Datum uitspraak: 23 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. de Belastingdienst/Toeslagen,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], [gemeente],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 december 2014 in zaken nrs. 13/3041, 13/3042, 13/3043 en 13/3044 in het geding tussen:
[appellant sub 2]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Op 30 juli 2012 en 31 oktober 2012 heeft [appellant sub 2] de Belastingdienst/Toeslagen gevraagd om stukken over de huurtoeslagen 2010, 2011 en 2012 en over de zorgtoeslag 2011.
Op 4 september 2012 en 4 december 2012 heeft [appellant sub 2] de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld.
Op 5 december 2012, 28 januari 2013, 7 maart 2013 en 21 mei 2013 heeft [appellant sub 2] de Belastingdienst/Toeslagen verzocht dwangsommen vast te stellen wegens het niet tijdig nemen van besluiten.
Op 30 oktober 2013 heeft [appellant sub 2] beroepen ingesteld bij de rechtbank wegens het niet tijdig nemen van besluiten op zijn verzoeken.
Bij besluit van 4 november 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een dwangsom toegekend in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van 30 juli 2012 om stukken over de huurtoeslag 2012 en de overige verzoeken tot vaststelling van een dwangsom afgewezen.
Bij besluit van 10 januari 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 december 2014 heeft de rechtbank het door [appellant sub 2] onder zaak nr. 13/3042 geregistreerde beroep inzake de huurtoeslag 2010 niet-ontvankelijk verklaard, het onder zaak nr. 13/3044 geregistreerde beroep inzake de huurtoeslag 2012 ongegrond verklaard en de onder zaak nrs. 13/3041 en 13/3043 geregistreerde beroepen inzake onderscheidenlijk de zorgtoeslag 2011 en de huurtoeslag 2011 gegrond verklaard. Voorts heeft de rechtbank de door de Belastingdienst/Toeslagen verbeurde dwangsommen vastgesteld op € 2520,00. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep en [appellant sub 2] voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een zienswijze ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 augustus 2015, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. H.R. Grootenhuis, werkzaam bij de dienst, en mr. W.J.G. van Duijn, werkzaam bij het Ministerie van Financiën, en [appellant sub 2] zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge het derde lid wordt onder aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
Ingevolge artikel 4:17, eerste lid, verbeurt het bestuursorgaan, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen.
Ingevolge artikel 7:4, tweede lid, legt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste een week voor belanghebbenden ter inzage.
Ingevolge het vierde lid kunnen belanghebbenden van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) kan een ieder een verzoek om informatie, neergelegd in documenten, over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Het hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen
2. Het hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen richt zich tegen de door de rechtbank vastgestelde verbeurde dwangsommen inzake het niet tijdig nemen van een besluit op de verzoeken bij brieven van 31 oktober 2012 om stukken over de huurtoeslag 2011 en de zorgtoeslag 2011.
3. Ambtshalve wordt het volgende overwogen. In de brieven van 31 oktober 2012 heeft [appellant sub 2] vermeld bezwaar te maken tegen terugvorderingen van de huurtoeslag 2011 en van de zorgtoeslag 2011. Verder is vermeld dat de gronden van het bezwaar zullen worden geformuleerd na de ontvangst op grond van de Wob, de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften dan wel andere wettelijke regelingen van alle door hem verlangde stukken. Vervolgens vraagt [appellant sub 2] specifieke documenten over de terugvordering van de desbetreffende toeslagen. Gelet op het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat [appellant sub 2] stukken opvraagt in het kader van de bezwaarprocedure tegen de terugvordering van de toeslagen, zodat hij ingevolge artikel 7:4 van de Awb de op de zaak betrekking hebbende stukken bij de Belastingdienst/Toeslagen kon inzien respectievelijk tegen vergoeding afschriften daarvan kon verkrijgen. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat [appellant sub 2] ter zitting bij de Afdeling heeft verklaard dat hij de in de brieven van 31 oktober 2012 vermelde regelingen heeft vermeld omdat hij deze op een website is tegengekomen, bestond geen aanleiding deze brieven aan te merken als verzoeken op grond van de Wob. De rechtbank heeft dit niet onderkend en evenmin dat deze brieven geen aanvragen zijn als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Gelet hierop is het uitblijven van reacties op voormelde brieven niet het niet tijdig nemen van besluiten als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen twee dwangsommen heeft verbeurd krachtens artikel 4:17 van de Awb wegens het niet tijdig nemen van besluiten op de brieven van 31 oktober 2012.
4. Het hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen is gegrond.
Het incidenteel hoger beroep van [appellant sub 2]
5. [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank de Belastingdienst/Toeslagen ten onrechte niet heeft veroordeeld tot betaling van de door hem betaalde incassokosten.
5.1. De vraag of eventuele incassokosten in het kader van terugvorderingen door de Belastingdienst/Toeslagen dienen te worden vergoed, kan niet in deze procedure aan de orde komen, nu het hier slechts gaat om de vraag of de Belastingdienst/Toeslagen dwangsommen is verschuldigd wegens het niet tijdig nemen van besluiten. De rechtbank is dan ook terecht tot het oordeel gekomen dat de incassokosten in deze procedure niet door de Belastingdienst/Toeslagen dienen te worden vergoed.
Het betoog faalt.
6. [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank ten onrechte het beroep inzake de huurtoeslag 2010 niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat hij niet aannemelijk zou hebben gemaakt het desbetreffende verzoek om stukken te hebben ingediend. Ook ten aanzien van dit verzoek had volgens hem de volledige dwangsom wegens het niet tijdig nemen van een besluit moeten worden toegekend.
6.1. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat [appellant sub 2] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de brief inzake de huurtoeslag 2010 heeft ingediend. Anders dan de rechtbank heeft overwogen maakt deze brief onderdeel uit van het desbetreffende dossier. De brief is op vergelijkbare wijze geformuleerd als de brieven van 31 oktober 2012 die zien op de huurtoeslag 2011 en de zorgtoeslag 2011. Gelet op de hiervoor onder 3. genoemde redenen is de Afdeling van oordeel dat de brief van 30 juli 2012 inzake de huurtoeslag 2010 evenmin een Wob-verzoek is en ook geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Dit brengt mee dat ook het hoger beroep van [appellant sub 2] gegrond is, maar dat geen dwangsom is verschuldigd wegens het niet tijdig nemen van een besluit.
7. Tot slot verzoekt [appellant sub 2] om schadevergoeding van € 25.000,00 wegens somatische klachten die hij als gevolg van het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen heeft gekregen.
7.1. Daargelaten dat [appellant sub 2] geenszins heeft gestaafd dat hij lijdt aan somatische klachten als gevolg van het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen, is ingevolge artikel V, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten titel 8.4 van de Awb, dat handelt over schadevergoeding, niet van toepassing op besluiten of andere handelingen van de Belastingdienst/Toeslagen. Derhalve wijst de Afdeling het verzoek af.
8. De hoger beroepen van de Belastingdienst/Toeslagen en [appellant sub 2] zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover het gaat om de beroepen inzake de zorgtoeslag 2011 en de huurtoeslagen 2010 en 2011. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling die beroepen tegen het besluit van 10 januari 2014 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal het door [appellant sub 2] tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 4 november 2013 gemaakte bezwaar inzake de zorgtoeslag 2011 en de huurtoeslagen 2010 en 2011 niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
9. Voor een proceskostenveroordeling ten behoeve van de Belastingdienst/Toeslagen bestaat geen aanleiding.
Van door [appellant sub 2] gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen gegrond;
II. verklaart het hoger beroep van [appellant sub 2] gegrond;
III. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 december 2014, voor zover het de bij de rechtbank onder zaken nrs. 13/3041, 13/3042 en 13/3043 geregistreerde beroepen betreft;
IV. verklaart de bij de rechtbank onder zaken nrs. 13/3041, 13/3042 en 13/3043 geregistreerde beroepen gegrond;
V. vernietigt het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 10 januari 2014, kenmerk 111802593 bob Wob en dwangsom;
VI. verklaart het tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 4 november 2013, kenmerk, 111802593 bes Wob en dwangsom, door [appellant sub 2] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
VII. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Zegveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2015
43-805.