201500389/1/A1.
Datum uitspraak: 23 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer,
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], h.o.d.n. V.O.F. Cantina La Bamba, wonend te Boxmeer, (hierna: Cantina La Bamba)
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 5 december 2014 in zaak nr. 14/1795 in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Boxmeer (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker B])
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2013 heeft het college aan Cantina La Bamba omgevingsvergunning verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan verbouwen van een bedrijfspand op het perceel [locatie] te Boxmeer (hierna: het perceel).
Bij besluit van 15 april 2014 heeft het college het door [verzoeker B] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 december 2014 heeft de rechtbank het door [verzoeker B] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 15 april 2014 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college en Cantina La Bamba hoger beroep ingesteld.
Cantina La Bamba en het college hebben nadere stukken ingediend.
Bij besluit van 31 maart 2015 heeft het college het door [verzoeker B] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker B] beroep ingesteld.
Het college en Cantina La Bamba hebben een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2015, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.P.L.M. van der Velden, werkzaam bij de gemeente, Cantina La Bamba, vertegenwoordigd door [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], bijgestaan door mr. J. Schoneveld, en [verzoeker B], vertegenwoordigd door mr. D. van de Weerdt, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Met de bij besluit van 9 oktober 2013 verleende omgevingsvergunning worden de al gerealiseerde overkapping boven de binnentuin, een erfafscheiding, twee dakopbouwen boven de bar en een aantal bouwwerkzaamheden aan de bedrijfswoning op het perceel gelegaliseerd. Ten behoeve van de hoogte van de overkapping boven de binnentuin
en de erfafscheiding is het college van de in het bestemmingsplan genoemde hoogtematen afgeweken.
2. Het college en Cantina La Bamba betogen dat de rechtbank ten onrechte [verzoeker B] als belanghebbende bij het besluit van 9 oktober 2013 heeft aangemerkt. Het college voert daartoe aan dat de rechtbank doorslaggevend had moeten achten dat [verzoeker B] geen zicht heeft op het gedeelte van het gebouw waar de activiteiten hebben plaatsgevonden en waarvoor het college op 9 oktober 2013 omgevingsvergunning heeft verleend. Cantina La Bamba voert aan dat de afstand tussen het perceel van [verzoeker B] en het perceel ten minste 150 m bedraagt. Voorts is de ruimtelijke uitstraling van het bouwplan zeer gering, aldus Cantina La Bamba.
2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, is de Afdeling van oordeel dat [verzoeker B] geen belanghebbende is bij het besluit van 9 oktober 2013. Daartoe wordt overwogen dat de afstand tussen het perceel van [verzoeker B] en de overkapping boven de binnentuin, waarvoor bij besluit van 9 oktober 2013 omgevingsvergunning is verleend en welk onderdeel van het vergunde bouwplan het dichtst bij het perceel van [verzoeker B] is gelegen, zoals ter zitting is vastgesteld, ongeveer 100 m bedraagt en [verzoeker B] daarop geen zicht heeft. [verzoeker B] heeft evenmin zicht op de overige bouwwerken waarvoor bij besluit van 9 oktober 2013 omgevingsvergunning is verleend. Voorts is niet gebleken dat de ruimtelijke uitstraling van het bouwplan zodanig is dat [verzoeker B] daardoor rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt. In dit verband wordt mede van belang geacht dat de horeca-activiteiten op het perceel door het bouwplan niet wijzigen. Door Cantina La Bamba is ter zitting toegelicht dat de binnentuin, evenals vóór realisering van het bouwplan, wordt gebruikt als terras en rookruimte, hetgeen door het college is bevestigd. Voorts is toegelicht dat het houden van feesten in de binnentuin, vanwege de bouwkundige inrichting daarvan, niet mogelijk is. Dit betekent dat de door [verzoeker B] gestelde overlast door het houden van feesten in het bedrijfspand niet het gevolg is van de bij besluit van 9 oktober 2013 verleende omgevingsvergunning.
Het betoog slaagt. Hetgeen overigens in hoger beroep is aangevoerd, behoeft geen bespreking.
3. De hoger beroepen van Cantina La Bamba en het college zijn gegrond. Nu het bezwaar van [verzoeker B] niet-ontvankelijk is, heeft de rechtbank terecht het beroep van [verzoeker B] gegrond verklaard en het besluit op bezwaar van 15 april 2014, waarin het bezwaar inhoudelijk is behandeld, terecht vernietigd. De rechtbank heeft evenwel ten onrechte nagelaten het bezwaar van [verzoeker B] niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat dit in de plaats treedt van het door haar vernietigde besluit. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling alsnog het bezwaar tegen het besluit van 9 oktober 2013 niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
4. Het besluit van 31 maart 2015 wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens voorwerp te zijn van dit geding. Dit besluit is genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank. Door de vernietiging van die uitspraak is de grondslag aan dat besluit komen te ontvallen. Dat besluit dient daarom te worden vernietigd.
5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 5 december 2014 in zaak nr. 14/1795, voor zover de rechtbank heeft nagelaten daarbij het bezwaar van [verzoeker A] en [verzoeker B] tegen het besluit van 9 oktober 2013 niet-ontvankelijk te verklaren en te bepalen dat dit in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
III. bepaalt dat het door [verzoeker A] en [verzoeker B] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 9 oktober 2013 niet-ontvankelijk is;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het door de rechtbank vernietigde besluit;
V. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer van 31 maart 2015, kenmerk R-REV/2015/3017;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer tot vergoeding van de in verband met het hoger beroep gemaakte proceskosten ten aanzien van:
a. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], h.o.d.n. V.O.F. Cantina La Bamba, tot een bedrag van € 1.029,43 (zegge: duizendnegenentwintig euro en drieënveertig cent), waarvan € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
b. aan [verzoeker A] en [verzoeker B] tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer aan [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], h.o.d.n. V.O.F. Cantina La Bamba, het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 493,00 (zegge: vierhonderddrieënnegentig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.
w.g. Slump
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2015
374-789
23 september 2015