ECLI:NL:RVS:2015:3050

Raad van State

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
30 september 2015
Zaaknummer
201500267/1/A3 en 201500272/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing Wob-verzoek inzake toezicht op de Telecommunicatiewet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 24 november 2014. De rechtbank had eerder de besluiten van de minister van Economische Zaken en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) bekrachtigd, die een verzoek van [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) hadden afgewezen. Het verzoek betrof informatie over het toezicht op de Telecommunicatiewet, dat door de ACM aan de minister was doorgezonden. De minister had op 21 november 2013 het verzoek afgewezen, en de ACM volgde met een afwijzing op 23 januari 2014 voor het deel dat niet al was doorgezonden.

De rechtbank had in haar uitspraken geoordeeld dat de minister en de ACM de vragen van [appellant] terecht als een Wob-verzoek hadden aangemerkt. [Appellant] betoogde dat zijn vragen niet enkel als een Wob-verzoek moesten worden gezien, maar dat er meer aan de hand was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 22 september 2015 behandeld. Tijdens de zitting waren zowel [appellant] als vertegenwoordigers van de minister en de ACM aanwezig.

De Afdeling oordeelde dat de rechtbank de besluiten van de minister en de ACM terecht had getoetst aan de Wob. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraken werden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 30 september 2015.

Uitspraak

201500267/1/A3 en 201500272/1/A3.
Datum uitspraak: 30 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 24 november 2014 in zaken nrs. 14/6849, 14/6847 en 14/7947 in de gedingen tussen:
[appellant]
en
de minister van Economische Zaken onderscheidenlijk de Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM).
Procesverloop
Bij besluit van 21 november 2013 heeft de minister een verzoek van [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) met betrekking tot het toezicht op de Telecommunicatiewet, voor zover dit verzoek door de ACM aan hem was doorgezonden, afgewezen.
Bij besluit van 23 januari 2014 heeft de ACM het verzoek van [appellant], voor zover dit verzoek niet reeds was doorgezonden aan de minister, afgewezen.
Bij besluit van 12 juni 2014 heeft de minister het door [appellant] tegen het besluit van 21 november 2013 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij afzonderlijke brief van 12 juni 2014 heeft de minister een toelichting gegeven op beleidsmatige aspecten die [appellant] aan de orde heeft gesteld in zijn bezwaarschrift en aanvullende bezwaarschrift.
Bij besluit van 13 juni 2014 heeft de ACM het door [appellant] tegen het besluit van 23 januari 2014 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Op 13 juni 2014 heeft de ACM tevens een begeleidend schrijven aan [appellant] verzonden.
Bij uitspraak van 24 november 2014 in zaak nr. 14/6849 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard voor zover het is gericht tegen het besluit van de minister van 12 juni 2014 en niet-ontvankelijk verklaard voor zover het is gericht tegen de afzonderlijke brief van dezelfde datum. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij uitspraak van 24 november 2014 in zaken nrs. 14/6847 en 14/7947 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard voor zover het is gericht tegen het besluit van de ACM van 13 juni 2014 en niet-ontvankelijk verklaard voor zover het is gericht tegen het begeleidende schrijven van dezelfde datum. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraken heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister en de ACM hebben een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 22 september 2015, waar [appellant], de minister, vertegenwoordigd door mr. A.C. Overduin, werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken, en de ACM, vertegenwoordigd door mr. S. Jansen, werkzaam bij de ACM, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt dat de rechtbank, in navolging van de minister en de ACM, zijn vragen ten onrechte slechts ziet als een verzoek op grond van de Wob. Daarmee worden de echte door hem gestelde vragen bewust niet behandeld, aldus [appellant].
1.1. Het besluit van de minister van 21 november 2013 en het besluit van de ACM van 23 januari 2014 zijn genomen naar aanleiding van een brief van [appellant] van 15 september 2013. Het onderwerp van deze brief is: "Wob-verzoek met betrekking tot het toezicht op de Telecommunicatiewet". Aan het slot van de brief staat: "De Wob-verzoeken dienen om informatie in te winnen die tot op heden in de correspondentie ontbreekt, is achtergehouden of in strijd is met de wet." De minister en de ACM hebben deze brief van [appellant] reeds gelet op de formulering ervan terecht aangemerkt als een verzoek op grond van de Wob. Derhalve heeft de rechtbank de besluiten van de minister en de ACM terecht getoetst aan de Wob.
Het betoog faalt.
2. Voor het overige kan uit het hogerberoepschrift van [appellant], ook nadat hem ter zitting om verduidelijking is gevraagd, niet worden opgemaakt waarom de aangevallen uitspraak volgens hem onjuist dan wel onvolledig is. Het aangevoerde geeft daarom geen aanleiding om die uitspraak te vernietigen.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraken.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Herweijer
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2015
640.