ECLI:NL:RVS:2015:3091

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
201408938/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing voorrangsverklaring woonruimte door college van burgemeester en wethouders van Dordrecht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 26 september 2014 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen de afwijzing van een aanvraag voor een voorrangsverklaring voor de toewijzing van woonruimte in de regio Drechtsteden, welke aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht op 18 november 2013 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van [appellante] ongegrond bij besluit van 14 juli 2014. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop [appellante] in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 25 september 2015 werd door het college aangevoerd dat [appellante] inmiddels 121 punten heeft opgebouwd en daardoor zonder voorrangsverklaring in aanmerking kan komen voor woonruimte. Het college stelde dat er al drie aanbiedingen voor woonruimte aan [appellante] zijn gedaan, die zij heeft geweigerd. [appellante] betoogde echter dat haar belang bij het hoger beroep ligt in de door het college aangeboden hulpverlening.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat [appellante] geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat zij zonder voorrangsverklaring direct in aanmerking kan komen voor woonruimte. De Afdeling verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en wees erop dat de gewenste hulpverlening niet via deze procedure kan worden verkregen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 oktober 2015.

Uitspraak

201408938/1/A3.
Datum uitspraak: 7 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 26 september 2014 in zaken nrs. 14/5252 en 14/5171 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 18 november 2013 heeft het college een aanvraag van [appellante] om een voorrangsverklaring voor de toewijzing van woonruimte in de regio Drechtsteden afgewezen.
Bij besluit van 14 juli 2014 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 september 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Spiele, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het college heeft aangevoerd dat [appellante] geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat zij inmiddels 121 punten heeft opgebouwd en daarom direct zonder voorrangsverklaring in aanmerking kan komen voor toewijzing van woonruimte in de regio Drechtsteden. Het college stelt dat aan [appellante] inmiddels drie maal woonruimte is aangeboden, maar dat zij deze aanbiedingen heeft geweigerd. Gevraagd naar het thans nog bestaande belang bij het hoger beroep heeft [appellante] ter zitting betoogd dat dit is gelegen in de in deze procedure door het college aangeboden hulpverlening.
1.1. Niet is gebleken dat [appellante] nog een rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 augustus 2008 in zaak nr. 200800487/1) is de bestuursrechter slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan.
De door [appellante] gewenste hulpverlening kan niet door middel van deze procedure over het verlenen van een voorrangsverklaring worden bewerkstelligd. De verlening van een voorrangsverklaring is geen voorwaarde voor de door [appellante] gewenste hulpverlening. Nu onbestreden is gebleven dat [appellante] zonder voorrangsverklaring direct in aanmerking kan komen voor woonruimte in de regio Drechtsteden, heeft zij geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Larsson-van Reijsen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2015
344.