201409100/2/R4.
Datum uitspraak: 29 september 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoekster B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Stolwijk, gemeente Vlist, thans gemeente Krimpenerwaard,
en
de raad van de gemeente Vlist, thans gemeente Krimpenerwaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Recreatieterrein Benedenkerkseweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[belanghebbende] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 september 2015, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. G.J. Hingstman, en de raad, vertegenwoordigd door mr. G. Wassink, zijn verschenen.
Tevens zijn [3 belanghebbenden] ter zitting als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet voor het gehele plangebied in een wijziging van de bestemming "Agrarisch met waarden" naar de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie". Hiermee is beoogd het al jarenlang bestaande gebruik van het plangebied als recreatieterrein te legaliseren. Een onverharde weg vormt de enige ontsluiting voor het plangebied.
3. Het plangebied bestaat uit 19 percelen die als volktstuin in gebruik zijn. Op het merendeel van deze percelen bevindt zich illegale bebouwing.
[verzoeker] woont ten noorden van het plangebied aan de ontsluitingsweg en is ook gedeeltelijk eigenaar van deze weg. Het gebruik van deze weg door de eigenaren van de percelen binnen het plangebied is door vestiging van een recht op overpad civielrechtelijk geregeld.
4. De voorzitter acht een spoedeisend belang aanwezig, nu is gebleken dat een omgevingsvergunning is aangevraagd voor het bouwen van een huisje en schuurtje op een van de percelen die tot het plangebied behoort.
5. [verzoeker] stelt dat hij overlast ondervindt van het huidige gebruik van het plangebied als recreatieterrein. Daartoe voert hij aan dat hij op slechts enkele meters afstand van de ontsluitingsweg woont in een houten huis, dat op veengrond is gebouwd. Ter zitting heeft [verzoeker] toegelicht bij gemotoriseerd verkeer dat gebruik maakt van deze weg en zich qua snelheid niet beperkt tot stapvoets rijden, hetgeen veelvuldig voorkomt, trillingshinder te ervaren. Ook wordt daardoor de speelomgeving voor kleine kinderen ter plaatse onveilig. Als gevolg van de bestemmingswijziging vreest [verzoeker] bovendien een intensivering van het gebruik van de percelen binnen het plangebied, wat leidt tot een toename van de verkeersbewegingen over de ontsluitingsweg en daarmee van voormelde overlast.
5.1. Gelet op de toelichting van [verzoeker] ter zitting stelt de voorzieningenrechter vast dat de gestelde overlast - waaronder zowel de bestaande overlast als de gevreesde toename daarvan als gevolg van vaststelling van het bestemmingsplan moet worden begrepen - niet zozeer wordt veroorzaakt door de in het bestemmingsplan aan het plangebied toegekende bestemming, maar in het bijzonder het gevolg is van de wijze waarop gemotoriseerd bestemmingsverkeer gebruik maakt van de ontsluitingsweg van het plangebied. Dit gebruik vindt evenwel geen regeling in het bestemmingsplan. In zoverre kan dit betoog reeds daarom niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
De voorzieningenrechter ziet in het aangevoerde op voorhand dan ook geen aanleiding tot schorsing van het bestreden besluit.
6. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Wijker-Dekker, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Wijker-Dekker
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2015
562.