ECLI:NL:RVS:2015:3161

Raad van State

Datum uitspraak
14 oktober 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
201405242/3/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Dronten-Heuvelpark (2015) en de rechtsgeldigheid van de vaststelling

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Dronten-Heuvelpark (2015)" dat op 24 april 2014 door de raad van de gemeente Dronten is vastgesteld. Appellant en anderen hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 januari 2015 de zaak behandeld. In een tussenuitspraak van 25 februari 2015 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken de geconstateerde gebreken in het besluit te herstellen. Op 28 mei 2015 heeft de raad het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Appellant en anderen hebben opnieuw beroep ingesteld, waarbij zij aanvoeren dat het gewijzigde plan niet waarborgt dat het groene en parkachtige karakter van het gebied behouden blijft. De Afdeling oordeelt dat het beroep tegen het oorspronkelijke besluit gegrond is, omdat het besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het besluit van 24 april 2014 wordt vernietigd voor de plandelen met de bestemmingen "Gemengd-2", "Cultuur en ontspanning", "Groen", "Verkeer-Verblijf 1" en "Wonen-Woongebouw". Het beroep tegen het gewijzigde besluit van 28 mei 2015 wordt ongegrond verklaard, omdat de Afdeling van oordeel is dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het groene en parkachtige karakter van het gebied behouden blijft. De proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

201405242/3/R4.
Datum uitspraak: 14 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Dronten,
en
de raad van de gemeente Dronten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 april 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Dronten-Heuvelpark (2015)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2015, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.M. Hegger, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 25 februari 2015 in zaak nr. 201405242/1/R4 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van deze tussenuitspraak de daarin geconstateerde gebreken in het besluit van 24 april 2014 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 28 mei 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Dronten-Heuvelpark (2015)" gewijzigd vastgesteld.
[appellant] en anderen zijn in de gelegenheid gesteld zienswijzen over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld naar voren te brengen. Zij hebben daarvan gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het besluit van 24 april 2014
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 11 geoordeeld dat het besluit van 24 april 2014 in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) omdat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan verzekert dat het groene en parkachtige karakter van het gebied behouden blijft. Daartoe overwoog de Afdeling dat de als "Cultuur en ontspanning", "Groen" en "Verkeer-Verblijf 1" aangewezen gronden onder meer bestemd waren voor wegen, paden en parkeervoorzieningen en voorts dat in het betrokken plangebied zal moeten worden voorzien in 70 parkeerplaatsen in verband met het verdwijnen van een aantal parkeerplaatsen in het zuiden van het plangebied en in een aantal parkeerplaatsen ten behoeve van de woningen die op gronden met de bestemming "Wonen-Woongebouw" zijn voorzien. De Afdeling heeft daar verder bij betrokken dat het plan niet voorzag in een maximum voor het aantal te realiseren parkeerplaatsen en dat wegen en paden op de betrokken gronden konden worden aangelegd.
2. Het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 24 april 2014 is, gelet op hetgeen de Afdeling in de tussenuitspraak onder 11 heeft overwogen, gegrond. Dit besluit dient wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb te worden vernietigd voor zover het de plandelen met de bestemmingen "Gemengd-2", "Cultuur en ontspanning", "Groen", "Verkeer-Verblijf 1" en "Wonen-Woongebouw" betreft.
3. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 24 april 2014 te herstellen door alsnog te voorzien in een deugdelijke motivering dan wel in een deugdelijke planregeling.
Het besluit van 28 mei 2015
4. Bij besluit van 28 mei 2015 heeft de raad naar aanleiding van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Dronten-Heuvelpark (2015)" gewijzigd vastgesteld. Daartoe heeft de raad artikel 3, lid 3.1 en lid 3.4, artikel 5, lid 5.4, onder c, artikel 6, lid 6.1, en artikel 11, lid 11.1, onder d, en lid 11.4, onder b, van de planregels gewijzigd.
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van Awb heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Het besluit van 28 mei 2015 is een besluit tot wijziging van het oorspronkelijk bestreden besluit en ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding. Het beroep van [appellant] en anderen is van rechtswege gericht tegen dit besluit.
6. [appellant] en anderen betogen dat het bij het besluit van 28 mei 2015 gewijzigde plan niet verzekert dat het groene en parkachtige karakter van het gebied behouden blijft. Zij voeren daartoe aan dat het plan voorziet in een toename van parkeerplaatsen door de wijziging van artikel 3, lid 3.1 en lid 3.4, en artikel 5, lid 5.4, van de planregels. Het niet meer voorzien in parkeerplaatsen op gronden met de bestemming "Groen" doet daar volgens [appellant] en anderen niet aan af. Zij wijzen er verder op dat voor gronden met de bestemming "Wonen-Woongebouw" uitdrukkelijk is voorzien in de mogelijkheid om bovengronds parkeerplaatsen te realiseren terwijl aan het aantal parkeerplaatsen geen maximum is verbonden. Daarnaast brengen zij naar voren dat het wijzigen van artikel 6, lid 6.1, onder c, van wegen in ontsluitingswegen voor zover het de bestemming "Groen" betreft een aantasting van de natuur tot gevolg heeft. Voorts is volgens hen geen rekening gehouden met de omstandigheid dat dient te worden voorzien in een aantal van 75 parkeerplaatsen ter compensatie van het verlies van een aantal parkeerplaatsen in het zuiden van het plangebied.
6.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Cultuur en ontspanning" aangewezen gronden bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een kinderboerderij, minigolfbaan, ondergeschikte horecavoorziening, kinderopvang, naschoolse opvang, dagbestedingsactiviteiten, educatieve doeleinden, niet zijnde een school, museum en/of expositieruimte en vergaderruimte;
b. evenementen, met een maximum van 12 evenementen per jaar;
c. ontsluitingsweg en (fiets)paden;
met daaraan ondergeschikt:
d. parkeervoorzieningen voor invalide parkeren en kort parkeren voor laden en lossen;
e. waterlopen en waterpartijen;
f. groenvoorzieningen;
g. erven en terreinen;
h. speelvoorzieningen;
i. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
j. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
k. kunstobjecten;
l. mestbak;
m. overige bouwwerken.
Ingevolge lid 3.4 wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor meer dan 5 parkeerplaatsen.
Ingevolge artikel 5, lid 5.4, aanhef en onder c, wordt tot een gebruik, strijdig met de bestemming "Gemengd-2", in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken, voor zover niet wordt voldaan aan de minimale parkeernormen voor de in de bestemming toegelaten functies, zoals die zijn genoemd in het CROW.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, zijn de voor "Groen" aanwezige gronden bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. speelvoorzieningen;
c. ontsluitingswegen, voor zover ten dienste van de bestemming "Wonen-Woongebouw";
d. paden;
met daaraan ondergeschikt:
e. waterlopen en waterpartijen;
f. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
met de daarbijbehorende:
g. kunstobjecten;
h. nutsvoorzieningen;
i. overige bouwwerken.
Ingevolge artikel 11, lid 11.1, aanhef onder d, zijn de voor "Wonen-Woongebouw" aangewezen gronden mede bestemd voor (ondergrondse) parkeervoorzieningen.
Ingevolge lid 11.4, onder b, wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken, voor zover niet wordt voldaan aan de minimale parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per woning.
6.2. Uit artikel 3, lid 3.1, onder d, en lid 3.4, van de planregels volgt dat op gronden met de bestemming "Cultuur en ontspanning" slechts parkeervoorzieningen zijn toegestaan voor invalide parkeren en kort parkeren voor laden en lossen waarbij het aantal parkeerplaatsen beperkt is tot maximaal 5. Voorts zijn deze gronden ingevolge lid 3.1, onder c, bestemd voor een ontsluitingsweg en (fiets)paden en derhalve niet voor (andere) wegen. Gronden met de bestemming "Groen" zijn niet bestemd voor parkeervoorzieningen. Verder zijn op deze gronden ingevolge artikel 6, lid 6.1, onder c en d, slechts ontsluitingswegen ten dienste van de bestemming "Wonen-Woongebouw" en paden toegelaten en derhalve evenmin (andere) wegen.
De Afdeling ziet gelet op de beperkingen die in deze planregels zijn opgenomen voor parkeervoorzieningen en wegen geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat het bij het besluit van 28 mei 2015 gewijzigde plan verzekert dat het groene en parkachtige karakter van het gebied behouden blijft. De omstandigheid dat artikel 11, lid 11.1, onder d, van de planregels de mogelijkheid laat om bovengronds parkeervoorzieningen op gronden met de bestemming "Wonen-Woongebouw" te realiseren en de omstandigheid dat geen maximale parkeernorm is verbonden aan het aantal ten behoeve van die bestemming en ten behoeve van de bestemming "Gemengd-2" te realiseren parkeerplaatsen, doen daar niet aan af. Daartoe overweegt de Afdeling dat de gronden waaraan de bestemmingen "Cultuur en ontspanning" en "Groen" zijn toegekend tezamen het grootste gedeelte van het plangebied vormen. De planregels laten voorts niet toe dat het aantal parkeerplaatsen, dat zal moeten worden gerealiseerd in verband met het verdwijnen van een aantal bestaande parkeerplaatsen in het zuiden van het plangebied, op de gronden met deze bestemmingen wordt gerealiseerd.
Het betoog faalt.
7. [appellant] en andere betogen dat met de in artikel 12, lid 12.5.1, van de planregels opgenomen vergunningplicht voor het kappen van bomen en houtgewas de kap van bomen en houtopstanden zonder vergunning niet kan worden voorkomen, omdat daar sinds 2009 volgens hen geen vergunning voor is vereist.
Dit betoog heeft geen betrekking op een wijziging van het plan waar het besluit van 28 mei 2015 in voorziet. [appellant] en anderen hebben met dit betoog hun beroepsgronden uitgebreid met een nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgrond. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, alsmede de rechtszekerheid van andere partijen, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellant] en anderen in dit opzicht aanvoeren, buiten inhoudelijke bespreking blijft.
8. Gelet op het voorgaande is het beroep tegen het besluit van 28 mei 2015 ongegrond.
Proceskosten
9. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van de gemeente Dronten van 24 april 2014, waarbij het bestemmingsplan "Dronten-Heuvelpark (2015)" is vastgesteld, gegrond;
II. vernietigt het besluit van de gemeente Dronten van 24 april 2014, waarbij het bestemmingsplan "Dronten-Heuvelpark (2015)" is vastgesteld, voor zover het de plandelen met de bestemmingen "Gemengd-2", "Cultuur en ontspanning", "Groen", "Verkeer-Verblijf 1" en "Wonen-Woongebouw" betreft;
III. verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Dronten van 28 mei 2015, waarbij het bestemmingsplan "Dronten-Heuvelpark (2015)" gewijzigd is vastgesteld ongegrond;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Dronten aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, griffier.
w.g. Koeman w.g. Duursma
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2015
378.