ECLI:NL:RVS:2015:3163

Raad van State

Datum uitspraak
14 oktober 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
201503316/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijzigingsplan Hurdegaryp, Fûgelweide: beroep niet-ontvankelijk verklaard

Op 14 oktober 2015 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het wijzigingsplan "Hurdegaryp, Fûgelweide (wijziging bestemming Maatschappelijk - Onderwijs naar Wonen)". Het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel had op 23 februari 2015 het wijzigingsplan gewijzigd vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, bewoners van Hurdegaryp, beroep ingesteld. De appellanten stelden dat zij redelijkerwijs niet konden worden verweten dat zij geen zienswijze over het ontwerpplan hadden ingediend, omdat het wijzigingsplan in hun nadeel was gewijzigd. De Raad van State oordeelde echter dat het beroep van de appellanten niet-ontvankelijk was, omdat zij geen zienswijze hadden ingediend tijdens de terinzagelegging van het ontwerpplan. De Raad overwoog dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende die geen zienswijze heeft ingediend, geen beroep kan instellen tegen de vaststelling van het wijzigingsplan, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. De Raad concludeerde dat de appellanten niet in een nadeliger positie waren gekomen door de gewijzigde vaststelling van het plan ten opzichte van het ontwerpplan. De uitspraak werd gedaan door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201503316/1/R4.
Datum uitspraak: 14 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante] en anderen, allen wonend te Hurdegaryp, gemeente Tytsjerksteradiel,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 februari 2015 heeft het college het wijzigingsplan "Hurdegaryp, Fûgelweide (wijziging bestemming Maatschappelijk - Onderwijs naar Wonen)" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
[appellante] en anderen hebben op 2 september 2015 nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 september 2015, waar het college, vertegenwoordigd door J.D. Slager, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Buiten bezwaren van het college zijn de nadere stukken van [appellante] en anderen aan het dossier toegevoegd.
Overwegingen
1. Het college stelt zich op het standpunt dat het beroep van [appellante] en anderen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat zij geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren hebben gebracht.
1.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij het college.
[appellante] en anderen hebben geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
1.2. [appellante] en anderen betogen dat hun redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen zienswijze naar voren hebben gebracht, omdat het wijzigingsplan in hun nadeel gewijzigd is vastgesteld. Dit betreft volgens hen de plaatsing van de westelijk gelegen bouwblokken, de opschuiving van de westelijke bouwkavels, het aantal parkeerplaatsen en in het bijzonder de aanleg van een ontsluitingsweg (die volgens de eerste plannen een pad zou zijn), waarmee alle bewoners van het plan achter hun woning kunnen komen.
1.3. Het beroep van [appellante] en anderen is slechts ontvankelijk voor zover zij door de gewijzigde vaststelling van het plan in een nadeliger positie zijn komen te verkeren ten opzichte van het ontwerpplan.
1.4. Op de verbeelding van het wijzigingsplan is aan een groot deel van de gronden van het plangebied de bestemming "Wonen - B1" toegekend. Binnen de gronden met de bestemming "Wonen - B1" zijn zeven bouwvlakken aangeduid, waarvan drie aan de westkant en vier aan de oostkant. Aan gronden in onder meer het zuidwesten van het plangebied is de bestemming "Verkeer - Verblijf" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor "Verkeer - Verblijf" aangewezen gronden bestemd voor:
a. (woon)straten en pleinen;
b. paden;
c. parkeervoorzieningen;
[…].
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, zijn de voor "Wonen - B1" aangewezen gronden bestemd voor:
a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van
1. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
[…];
c. parkeervoorzieningen;
[…];
e. wegen, straten en paden;
[…].
Ingevolge lid 5.2.1, aanhef en onder a, zal het aantal woonhuizen per bouwvlak ten hoogste twee bedragen.
1.5. Het wijzigingsplan is ten opzichte van het ontwerpplan aldus gewijzigd vastgesteld, dat de westelijke bouwvlakken ongeveer 2 meter zuidelijker zijn geprojecteerd en dat ten zuiden van de westelijke bouwvlakken de bestemming van een strook grond van ongeveer 2 meter is gewijzigd van "Verkeer - Verblijf" in "Wonen - B1".
1.6. Uit de stukken blijkt dat [appellante] en anderen, die wonen aan de Reidmosk te Hurdegaryp, ervan uitgaan dat door de gewijzigde vaststelling van het wijzigingsplan tussen de drie westelijke en vier oostelijke bouwvlakken (bouwblokken) ruimte ontstaat voor de aanleg van een ontsluitingsweg. Via die ontsluitingsweg zullen de bewoners van de zes westelijke en acht oostelijke door het plan mogelijk gemaakte woningen bij hun woning kunnen komen en daar kunnen parkeren in plaats van op het vlak aan de zuidwestkant van het plangebied, aldus [appellante] en anderen. Hierdoor treedt volgens hen een aanzienlijke toename van verkeersoverlast bij de Reidmosk op.
De gewijzigde vaststelling van het wijzigingsplan brengt echter geen verandering in de breedte van de ruimte tussen de westelijke en oostelijke bouwvlakken.
Wel blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat na de opstelling van het ontwerpplan bij het college nieuwe inzichten zijn ontstaan over de wijze waarop uitvoering aan het wijzigingsplan zal worden geven. De wens is opgekomen om de riolering ten behoeve van de in het plan voorziene woningen zo veel mogelijk aan te leggen in de openbare grond. Daarom is de oostgrens van de zes westelijke bouwkavels in westelijke richting opgeschoven. Het openbare pad dat volgens het college was beoogd binnen de gronden met de bestemming "Wonen - B1" tussen de zes westelijke en de acht oostelijke bouwkavels kan hierdoor ongeveer 1,7 meter breder en voor auto’s toegankelijk worden.
Anders dan de omvang en ligging van de bouwvlakken, is de omvang en ligging van de bouwkavels echter geen aspect dat in het wijzigingsplan wordt geregeld, maar een aspect van het inrichtingsplan. Het inrichtingsplan ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor.
Zowel het ontwerpplan als het gewijzigd vastgestelde wijzigingsplan maken op de gronden tussen de westelijke en oostelijke bouwvlakken binnen de bestemming "Wonen - B1" een ontsluitingsweg van de thans beoogde breedte mogelijk. [appellante] en anderen komen door de gewijzigde vaststelling van het wijzigingsplan derhalve niet in een nadeliger positie te verkeren ten opzichte van het ontwerpplan.
2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2015
271.