201505461/3/R2.
Datum uitspraak: 7 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting Stichting Leefbaar Buitengebied Gelderland, gevestigd te Azewijn, gemeente Montferland, (hierna: de Stichting)
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Hattem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Uitloopgebied Assenrade" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer de Stichting met [belanghebbende A] en [belanghebbende B] (hierna: [belanghebbende]) beroep ingesteld. Onder meer de Stichting heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 september 2015, waar onder meer [belanghebbende] en de Stichting, vertegenwoordigd door mr. J.M. Smits, en de raad, vertegenwoordigd door M.V. ter Braak en G. Martens, beiden werkzaam bij de gemeente, en [persoon], zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [voorzitter] van de IJsvereniging Hattem, en [eigenaar] van Hondenschool Hattem, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De Stichting betoogt dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen rondom het plangebied door de in het plan voorziene ontwikkelingen wordt aangetast, dat het plan in strijd is met artikel 2.7.4.2 van de Omgevingsverordening Gelderland en dat in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) niet in de plantoelichting is aangetoond dat een regionale behoefte aan de ontwikkelingen bestaat en of deze niet binnen bestaand stedelijk gebied konden worden voorzien. Voorts voert de Stichting aan dat het onderzoek naar de effecten van de in het plan voorziene ontwikkelingen op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden "Rijntakken" en "De Veluwe" gebreken vertoont en dat niet is uitgesloten dat door het plan significante gevolgen optreden.
3. Voor het voorlopige oordeel over de gronden ten aanzien van het woon- en leefklimaat, de Omgevingsverordening Gelderland, artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro en het Natura 2000-gebied "Rijntakken" verwijst de voorzieningenrechter naar zijn uitspraak van 22 september 2015 in zaak nr. 201505461/2/R2, nu deze gronden, die ook [belanghebbende] heeft ingediend, daarin reeds zijn besproken en de voorzieningenrechter thans tot een ander voorlopig oordeel geen aanleiding ziet.
4. De voorzieningenrechter ziet zich nog wel voor de vraag gesteld of de grond dat het onderzoek naar de effecten van de in het plan voorziene ontwikkelingen op nabijgelegen Natura 2000-gebied "De Veluwe" gebreken vertoont en dat niet is uitgesloten dat door het plan significante gevolgen optreden voor dit gebied, aanleiding geeft voor de verwachting dat het plan in de bodemprocedure niet in stand kan blijven. In dat verband stelt hij vast, dat de raad de gevolgen van de in het plan voorziene ontwikkelingen op onder meer het gebied "De Veluwe" heeft onderzocht. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Hattem, Uitloopgebied Assenrade - Voortoets Natuurbeschermingswet 1998" van 15 januari 2015 (hierna: de voortoets) en in het memo "Aanvulling voortoets Uitloopgebied Assenrade" van 21 mei 2015 (hierna: de aanvullende voortoets). In de voortoets zijn de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied en de ligging van de stikstofgevoelige habitattypen in het gebied in de omgeving van het plangebied weergegeven. In de aanvullende voortoets zijn de uitkomsten van een berekening van de stikstofdepositie neergelegd. In de aanvullende voortoets is geconcludeerd dat de maximale projectbijdrage een zodanig gering percentage van de kritische depositiewaarde van de meest kritische in het gebied voorkomende stikstofgevoelige habitattypen vormt dat er ecologisch gezien geen zichtbare of meetbare effecten optreden en zeker geen sprake is van significante negatieve gevolgen, waardoor de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied "De Veluwe" in gevaar zouden kunnen komen. Gelet hierop, en in aanmerking genomen dat de Stichting geen gegevens heeft overgelegd die desondanks zouden kunnen wijzen op relevante gevolgen voor dit Natura 2000-gebied, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de raad er vanuit heeft mogen gaan dat significante negatieve effecten van het plan op het Natura 2000-gebied "De Veluwe" zijn uitgesloten.
5. Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor de verwachting dat het bestemmingsplan in de bodemprocedure niet in stand kan blijven. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Plambeck
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2015
159-820.