ECLI:NL:RVS:2015:3358

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2015
Publicatiedatum
4 november 2015
Zaaknummer
201403144/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Th.C. van Sloten
  • mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt
  • mr. J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Boomawatering' van de gemeente Westland vernietigd wegens gebrekkige motivering en zorgvuldigheid

Op 4 november 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Boomawatering' van de gemeente Westland. Dit bestemmingsplan was op 28 januari 2014 vastgesteld, maar werd door appellanten [appellant sub 1] en [appellante sub 2] bestreden. De Afdeling heeft de zaak op 16 april 2015 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten werden bijgestaan door een advocaat en een gemachtigde. In een tussenuitspraak van 24 juni 2015 werd de gemeente opgedragen om binnen 16 weken de gebreken in het besluit te herstellen. De gemeente vroeg om verlenging van deze termijn, maar dit verzoek werd afgewezen.

De Afdeling oordeelde dat de gemeente niet had voldaan aan de herstelopdracht en dat het bestreden besluit niet voldeed aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling concludeerde dat het besluit wat betreft de bestemming 'Agrarisch-Glastuinbouw' voor een specifiek perceel in Poeldijk niet op een deugdelijke motivering berustte en dat de zorgvuldigheid in de voorbereiding van het besluit niet was gewaarborgd. Hierdoor werden de beroepen van de appellanten gegrond verklaard.

De Raad van State vernietigde het besluit van de gemeente Westland en droeg de raad op om binnen 16 weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd een voorlopige voorziening getroffen die het gebruik van de gronden voor tijdelijke arbeidsmigranten toestond. De gemeente werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan [appellant sub 1] en moest griffierechten aan beide appellanten vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 4 november 2015.

Uitspraak

201403144/2/R4.
Datum uitspraak: 4 november 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Poeldijk, gemeente Westland,
2. [appellante sub 2], gevestigd te [plaats],
appellanten,
en
de raad van de gemeente Westland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Boomawatering" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellant sub 1] en [appellante sub 2] beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2015, waar [appellant sub 1], in persoon en bijgestaan door Z.M. Nasir, advocaat te Naaldwijk, [appellante sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door B.E. Schuit en S. Westerduin, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 24 juni 2015, in zaak nr. 201403144/1/R4, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 28 januari 2014 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 12 oktober 2015 heeft de raad om verlenging van de termijn van 16 weken verzocht.
Bij brief van 16 oktober 2015 is dit verzoek afgewezen.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De tussenuitspraak verplicht, gelet op artikel 8:51d, in samenhang bezien met artikel 8:51a, tweede lid, van de Awb, de gebreken te herstellen binnen de daartoe gestelde termijn. De in de tussenuitspraak opgenomen hersteltermijn, die liep tot 14 oktober 2015, is ongebruikt verstreken, zodat niet is voldaan aan de door de Afdeling in de tussenuitspraak gegeven opdracht. De in de tussenuitspraak omschreven gebreken in het besluit van 28 januari 2014 zijn derhalve niet hersteld.
2. Gezien overweging 16.1 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit wat betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch-Glastuinbouw" voor het perceel [locatie] te Poeldijk niet berust op een ingevolge artikel 3:46 van de Awb vereiste deugdelijke motivering
Gezien overwegingen 18.3 en 20.2 , van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen [appellante sub 2] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit wat betreft artikel 3, lid 3.2.2, onder g, van de planregels niet met de ingevolge artikel 3:2 van de Awb vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en voorts dat het bestreden besluit wat betreft artikel 3, lid 3.1, onder j, van de planregels in strijd is met de rechtszekerheid.
3. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit wat betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch-Glastuinbouw" voor zover betrekking hebbend op het perceel [locatie] te Poeldijk wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb dient te worden vernietigd. Voorts dient het bestreden besluit wat betreft artikel 3, lid 3.1, onder j, van de planregels wegens strijd met de rechtszekerheid en wat betreft artikel 3, lid 3.2.2, onder g, van de planregels wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd. De Afdeling ziet aanleiding om de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
4. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1] op na te melden wijze te worden veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten.
Ten aanzien van [appellante sub 2] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken. De door [appellante sub 2] opgegeven kosten voor het uitbrengen van een deskundigenrapport komen niet voor vergoeding in aanmerking, reeds omdat een dergelijk rapport niet is ingebracht. Voor zover [appellante sub 2] een vergoeding wenst voor een ter zitting meegebrachte deskundige in de persoon van [gemachtigde], komen deze kosten evenmin voor vergoeding in aanmerking, reeds omdat hij niet als zodanig is aangemeld overeenkomstig artikel 8:60, vierde lid, van de Awb. [gemachtigde] kan voorts niet worden aangemerkt als een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Westland van 28 januari 2014, waarbij het bestemmingsplan "Boomawatering" is vastgesteld, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch-Glastuinbouw" voor zover dit het perceel [locatie] te Poeldijk betreft en voor zover het betreft artikel 3, lid 3.1, onder j, en artikel 3, lid 3.2.2, onder g, van de planregels;
III. draagt de raad van de gemeente Westland op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen ten aanzien van de onder II genoemde plandelen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. treft de voorlopige voorziening dat de voor "Agrarisch-Glastuinbouw" (A-GT) aangewezen gronden ter plaatse van de functieaanduiding "(sa-vta)" mogen worden gebruikt voor een verblijf voor maximaal 120 tijdelijke arbeidsmigranten;
V. bepaalt dat de onder IV. getroffen voorlopige voorziening vervalt op het tijdstip van inwerkingtreding van een bestemmingsplan zoals bedoeld onder III.;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente Westland tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat de raad van de gemeente Westland aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) voor [appellant sub 1] en € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) voor [appellante sub 2] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.
w.g. Van Sloten
voorzitter De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2015
433.