ECLI:NL:RVS:2015:3375

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2015
Publicatiedatum
4 november 2015
Zaaknummer
201406459/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Ede, locatie 1: vernietiging en wijziging na tussenuitspraak

In deze zaak heeft de Raad van State op 4 november 2015 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Ede, [locatie 1]" dat op 19 juni 2014 door de raad van de gemeente Ede was vastgesteld. Appellanten, [appellant A] en [appellant B], hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 9 maart 2015 behandeld, waarbij de appellanten werden bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers, en de raad werd vertegenwoordigd door J.F. de Leeuw en M.C.L. van den Broeke.

In een tussenuitspraak van 20 mei 2015 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken het gebrek in het besluit van 19 juni 2014 te herstellen. De raad heeft vervolgens op 18 juni 2015 het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. De Afdeling heeft overwogen dat de raad in het oorspronkelijke besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de sloop van een aanbouw aan een woning niet was verzekerd, wat leidde tot de conclusie dat het besluit strijdig was met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Afdeling heeft het beroep van de appellanten tegen het besluit van 19 juni 2014 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Het beroep tegen het gewijzigde besluit van 18 juni 2015 is ongegrond verklaard. De raad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering bij bestemmingsplannen en de noodzaak om rechtszekerheid te waarborgen.

Uitspraak

201406459/2/R2.
Datum uitspraak: 4 november 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Ede, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant])
appellant,
en
de raad van de gemeente Ede,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juni 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Ede, [locatie 1]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 maart 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers, en de raad, vertegenwoordigd door J.F. de Leeuw en M.C.L. van den Broeke, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 20 mei 2015 in zaak nr. 201406459/1/R2 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 19 juni 2014 te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 18 juni 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Ede, [locatie 1]" gewijzigd vastgesteld, teneinde het gebrek dat in de tussenuitspraak is genoemd te herstellen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellant] over het nieuwe besluit van 18 juni 2015 een zienswijze naar voren gebracht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat hoewel de raad heeft toegelicht sloop van een deel van de aanbouw aan de woning aan de [locatie 2] noodzakelijk te achten in het kader van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan, in het plan niet is verzekerd dat die sloop daadwerkelijk plaats gaat vinden. De Afdeling is dan ook van oordeel dat de raad in het besluit van 19 juni 2014 ontoereikend heeft gemotiveerd waarom desondanks sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie.
2. Het beroep van [appellant] tegen het besluit van 19 juni 2014 is gelet hierop gegrond. Het besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb.
3. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na verzending van de tussenuitspraak alsnog toereikend te motiveren waarom sprake is van een ruimtelijk aanvaardbare situatie indien niet wordt voorzien in de sloop van de aanbouw aan de woning op het perceel [locatie 2], dan wel in zoverre terzake een gewijzigde planregeling vast te stellen.
4. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 18 juni 2015 het plan gewijzigd vastgesteld. Daarbij zijn de planregels aangevuld met een nieuw artikel 4, lid 4.2.1, en is de bijlage 4 "Sloopkaart" toegevoegd aan de regels.
Ingevolge artikel 4.2.1, van de gewijzigde planregels geldt voor de realisatie van een nieuwe woning met bijbehorend bouwwerk op het perceel [locatie 1] te Ede (kadastraal bekend: Ede, sectie [..] nummer [….]), als voorwaarde dat de in rood op de 'Bijlage: te slopen bebouwing' aangegeven bestaande bebouwing voorafgaand aan de bouw van de nieuwe woning moet worden gesloopt, hetgeen als voorwaarde wordt opgenomen in de omgevingsvergunning.
5. Het besluit van 18 juni 2015 is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege mede onderwerp van het geding.
6. [appellant] betoogt dat in artikel 4, lid 4.2.1, van de planregels wordt verwezen naar de bijlage "te slopen bebouwing" doch bij het plan is geen document met deze naam gevoegd. Wel is een bijlage 4 "Sloopkaart" bijgevoegd. Aannemelijk is dat in artikel 4, lid 4.2.1, wordt verwezen naar deze bijlage, maar nu in de planregels een specifieke bijlage met een kenmerkende naam wordt vermeld en dit stuk niet als bijlage bij het vastgestelde plan is gevoegd, is volgens [appellant] het besluit genomen in strijd met de rechtszekerheid.
6.1. Zoals [appellant] terecht aanvoert wordt in artikel 4, lid 4.2.1, van de planregels verwezen naar een bijlage "te slopen bebouwing", maar is geen document met deze naam bij het plan gevoegd. Wel is als bijlage 4 bij het plan opgenomen het document "Sloopkaart". Gelet op het doel en de inhoud van de bijlage, de vergelijkbare naamgeving en de omstandigheid dat het plan een postzegelplan betreft dat voorziet in de bouw van één woning, waarvoor ten aanzien van één andere woning bebouwing gesloopt dient te worden en ook [appellant] aannemelijk acht dat met de bijlage in artikel 4, lid 4.2.1, bijlage 4: "Sloopkaart" wordt bedoeld, moet worden geconcludeerd dat het hier een kennelijke verschrijving betreft en dat geen onduidelijkheid kan bestaan over de toepasselijkheid van bijlage 4: "Sloopkaart" bij artikel 4, lid 4.2.1 van de planregels. De Afdeling is van oordeel dat zich geen rechtsonzekerheid voordoet.
Het betoog faalt.
7. Het beroep van rechtswege van [appellant] tegen het besluit van 18 juni 2015 is ongegrond.
8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Ede van 19 juni 2014 waarbij het bestemmingsplan "Ede, [locatie 1]" is vastgesteld gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Ede van 19 juni 2014;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Ede van 18 juni 2015 waarbij het bestemmingsplan "Ede, [locatie 1]" gewijzigd is vastgesteld ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Ede tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.225,00 (zegge: twaalfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Ede aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.
w.g. Helder w.g. Van Soest-Ahlers
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2015
343-532.