201502239/1/A2.
Datum uitspraak: 11 november 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2015 in zaak nr. 14/5852 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 12 april 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot zorgtoeslag van [appellant] over 2012 op € 913,00 vastgesteld.
Bij besluit van 29 juli 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 31 maart 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 29 juli 2013 vernietigd en de Belastingdienst/Toeslagen opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 31 juli 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen opnieuw besloten op het door [appellant] gemaakte bezwaar en dit gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard, het besluit van 12 april 2013 herroepen en het aan hem toegekende voorschot zorgtoeslag over 2012 vastgesteld op nihil.
Bij uitspraak van 10 december 2014 in zaak nr. 201403975/1/A2 heeft de Afdeling het hoger beroep tegen de mondelinge uitspraak van 31 maart 2014 en het beroep van rechtswege tegen het besluit van 31 juli 2014 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 februari 2015 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het door [appellant] tegen het besluit van 31 juli 2014 ingestelde beroep. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2015, waar [appellant] en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, aldaar werkzaam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard kennis te nemen van zijn beroep tegen het besluit van 31 juli 2014 en dat hij niet naar behoren door de rechtbank is gehoord. Voorts betoogt [appellant] dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot zorgtoeslag bij besluit van 31 juli 2014 ten onrechte heeft vastgesteld op nihil. Ter zitting heeft [appellant] hiertoe aangevoerd dat hij met documenten kan aantonen dat zijn [toeslagpartner], in 2012 een zorgverzekering had. Dat zij toen verzekerd was, blijkt volgens [appellant] ook uit de twee rechtszaken over achterstallige betalingen die hij tegen de zorgverzekeraar Agis (thans: Zilveren Kruis) heeft gevoerd.
1.1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
1.2. De Afdeling heeft het besluit van 31 juli 2014 in haar uitspraak van 10 december 2014 aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb. Het beroep van [appellant] van rechtswege tegen dit besluit heeft de Afdeling ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] op 8 september 2014 daarnaast ook beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft zich terecht onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. Daarbij heeft zij terecht overwogen dat de Afdeling bij uitspraak van 10 december 2014 reeds haar oordeel over dit besluit heeft gegeven en de bestuursrechter niet nogmaals een oordeel kan geven over de rechtmatigheid van dit besluit.
Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank en vaststaat dat zij zich terecht onbevoegd heeft verklaard, kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over de tegen het besluit van 31 juli 2014 gerichte hogerberoepsgrond en de aangedragen bewijsmiddelen.
Voor het oordeel dat de rechtbank [appellant] onvoldoende heeft gehoord, biedt het proces-verbaal van de zitting van 29 januari 2015 geen aanknopingspunten.
Het betoog faalt.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. de Vlieger-Mandour, griffier.
w.g. Michiels w.g. De Vlieger-Mandour
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2015
615.