201501189/1/A3.
Datum uitspraak: 18 november 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Steenbergen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 december 2014 in zaak nr. 14/5456 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen.
Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2014 heeft het college een verzoek van [appellant] om wijziging van zijn geslachtsnaam, voornaam en geboortedatum in de basisregistratie personen (hierna: de brp) afgewezen.
Bij besluit van 21 juli 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 24 december 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 oktober 2015, waar het college, vertegenwoordigd door S.D. Verwijs, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2.8, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen (hierna: de Wet brp), worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. (…);
b. (…);
c. (…);
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Ingevolge artikel 2.58, eerste lid, voldoet het college binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisregistratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. [appellant] staat sinds 9 mei 2003 in de gemeentelijke basisadministratie, thans de basisregistratie personen, geregistreerd met als geboortedatum 1 september 1969 en als namen [achternaam], [voornaam]. Deze gegevens zijn destijds ontleend aan een op 9 mei 2003 onder ede afgelegde verklaring bij de eerste gemeente van inschrijving. Ter staving van zijn aanvraag tot wijziging heeft hij een certificate of graduation Xinjiang university, household register of Nanguan police, certificate Urumqi People’s Broadcasting Station, identity card of resident en een notarial certificate of kinship, overgelegd.
3. Bij besluit van 21 juli 2014 heeft het college de afwijzing van het verzoek tot wijziging gehandhaafd, omdat de door [appellant] overgelegde documenten geen gelegaliseerde brondocumenten zijn, als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, aanhef, en onder d, van de Wet brp.
4. De rechtbank heeft overwogen dat het betoog van [appellant] dat het college vooringenomen zou zijn, omdat het niet bereid zou zijn tot wijziging van zijn persoonsgegevens, ongeacht welke documenten door hem worden overgelegd, berust op een misverstand bij de gemachtigde van [appellant]. De rechtbank heeft het verzoek van [appellant] om aanhouding, zodat hij alsnog het vereiste document kan vergaren, afgewezen. [appellant] wist al sinds het voornemen van 22 november 2013 tot afwijzing van het verzoek welk document moet worden overgelegd. Voorts kan hij ook een nieuw verzoek tot wijziging indienen, aldus de rechtbank.
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank hem ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld alsnog het vereiste document over te leggen. Zolang het voor hem niet duidelijk was dat het college bereid is op basis van aanvullende gegevens zijn verzoek te beoordelen, mocht van hem niet worden verwacht bij voorbaat kosten te maken ter verkrijging van het vereiste document. Daarbij moet worden bedacht dat het voor hem een hels karwei is het vereiste document te vergaren, aldus [appellant].
5.1. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen heeft het college reeds in het voornemen van 22 november 2013 tot afwijzing van het verzoek aan [appellant] duidelijk gemaakt dat hij een gelegaliseerd afschrift van zijn Chinese geboorteakte moet overleggen. Dat dit voor de gemachtigde van [appellant] niet duidelijk was en [appellant] daarom geen inspanningen heeft verricht en geen kosten heeft willen maken om dit document te verkrijgen, komt voor zijn rekening. De rechtbank heeft hierin geen grond behoeven vinden om het beroep aan te houden. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellant], zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, een nieuw verzoek kan indienen.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Vlasblom w.g. Beerse
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2015
382-798.