ECLI:NL:RVS:2015:3582

Raad van State

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
25 november 2015
Zaaknummer
201401893/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoek om openbaarmaking van documenten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 januari 2014. De rechtbank had het beroep van [appellante] tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar tegen een besluit van de minister van Veiligheid en Justitie van 27 december 2012 niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit had betrekking op een verzoek van [appellante] om openbaarmaking van documenten, dat door de minister buiten behandeling was gesteld.

Na het indienen van bezwaar door [appellante] op 5 februari 2013, heeft de minister op 23 mei 2013 het eerdere besluit herzien en alsnog documenten openbaar gemaakt. De minister heeft het verzoek om openbaarmaking voor het overige doorgestuurd naar de Politie Groningen. De rechtbank oordeelde dat het beroep van [appellante] tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk was, omdat de minister inmiddels had gereageerd op het bezwaar.

In hoger beroep betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister geen besluit had moeten nemen op haar bezwaar. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht de niet-ontvankelijkheid heeft bevestigd. De Afdeling concludeert dat er geen situatie was waarin de minister stilzat en dat het besluit van 23 mei 2013 voldoende was om het bezwaar van [appellante] te adresseren. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201401893/1/A3.
Datum uitspraak: 25 november 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 januari 2014 in zaak nr. 13/945 in het geding tussen:
[appellante]
en
de minister van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 27 december 2012 heeft de minister een verzoek van [appellante] om openbaarmaking van documenten buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 23 mei 2013 heeft de minister het besluit van 27 december 2012 herzien, alsnog documenten openbaar gemaakt en het verzoek om openbaarmaking voor het overige doorgestuurd naar de Politie Groningen.
Bij uitspraak van 17 januari 2014 heeft de rechtbank het beroep van [appellante] tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het door haar tegen het besluit van 27 december 2012 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 oktober 2015, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. J. Jansen en mr. H.O. Nieuwpoort, beiden werkzaam bij het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellante] betoogt dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft de minister nog altijd geen besluit genomen op het door haar tegen het besluit van 27 december 2012 gemaakte bezwaar. Het besluit van 23 mei 2013 doet in dat verband niet ter zake, aangezien dat besluit slechts beoogt een gebrek in het besluit van 27 december 2012 te herstellen, aldus [appellante].
1.1. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het niet tijdig nemen van een besluit voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep gelijkgesteld met een besluit. Hiermee is volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 augustus 2010 in zaak nr. 200909861/1/H1) beoogd een procedureel middel te geven tegen het achterwege blijven van besluitvorming door een bestuursorgaan. In deze zaak is die situatie niet aan de orde. Nadat [appellante] bij brief van 5 februari 2013 bezwaar had gemaakt tegen het besluit van de minister van 27 december 2012, heeft de minister het besluit van 23 mei 2013 genomen. In dat besluit is vermeld dat bij het besluit van 27 december 2012 "per abuis" niet is voldaan aan het verzoek van [appellante] om openbaarmaking van documenten, dat laatstvermeld besluit wordt herzien, dat alsnog documenten worden verstrekt en dat het verzoek voor het overige wordt doorgestuurd. Er deed zich derhalve geen situatie voor waarin de minister 'stilzat' en tot besluitvorming diende te worden bewogen. Dat het besluit van 23 mei 2013, naar [appellante] stelt, niet aan alle vereisten van een besluit op bezwaar voldoet, maakt dat niet anders. Het stond [appellante] vrij om dat aan te voeren in een beroep tegen het besluit van 23 mei 2013. De rechtbank heeft het door [appellante] tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingestelde beroep derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het betoog faalt.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Herweijer
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2015
640.