ECLI:NL:RVS:2015:3665

Raad van State

Datum uitspraak
2 december 2015
Publicatiedatum
2 december 2015
Zaaknummer
201504866/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kissel-Voskuilenweg 2014 en de rechtsgeldigheid van de bestemming Groen

In deze zaak heeft de Raad van State op 2 december 2015 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Kissel-Voskuilenweg 2014" dat op 7 april 2015 door de raad van de gemeente Heerlen is vastgesteld. Appellant, een ondernemer uit Heerlen, heeft beroep ingesteld tegen de bestemming "Groen" die aan een perceel grenzend aan zijn bedrijfsperceel is toegekend. Hij wenst het perceel te gebruiken voor bedrijfsactiviteiten en/of de realisatie van twee woningen. Appellant betoogt dat de raad zijn zienswijze onjuist heeft weergegeven en onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn wensen. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 13 november 2015, waarbij de raad werd vertegenwoordigd door mr. B.L.J. Cremers en drs. M.R. Francotte.

De Raad van State overweegt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft en dat de Afdeling deze beslissing terughoudend toetst. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening. De Afdeling wijst erop dat de raad voldoende heeft gemotiveerd waarom de door appellant gewenste woningen en bedrijfsactiviteiten niet passen binnen het gemeentelijke en provinciale beleid, dat gericht is op het beperken van woningbouw in verband met bevolkingsafname en het toewijzen van bedrijvigheid aan specifieke werklocaties.

Uiteindelijk verklaart de Raad van State het beroep van appellant ongegrond, omdat de raad de zienswijzen van appellant op een zorgvuldige manier heeft behandeld en de besluitvorming niet in strijd is met het recht. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201504866/1/R1.
Datum uitspraak: 2 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Heerlen,
en
de raad van de gemeente Heerlen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Kissel-Voskuilenweg 2014" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2015, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. B.L.J. Cremers en drs. M.R. Francotte, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een nieuw planologisch kader voor het gebied Kissel-Voskuilenweg.
3. Het beroep van [appellant], die een bedrijf exploiteert aan de [locatie] te Heerlen, is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Groen" ter plaatse van het aan zijn bedrijfsperceel grenzende perceel, kadastraal bekend HLN01, sectie M, nr. 157 (hierna: het perceel). Hij wenst het perceel te gebruiken voor bedrijfsactiviteiten en/of ter plaatse twee woningen te realiseren. [appellant] betoogt dat de raad zijn zienswijze in de Nota zienswijzen ten onrechte samengevat heeft weergegeven. Dit is volgens hem in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Daarnaast bevat de Nota zienswijzen volgens hem een onjuiste weergave van de bezwaren. In dit verband wijst [appellant] erop dat hij zich heeft geconformeerd aan de bezwaren van andere indieners van zienswijzen. Daarnaast brengt hij naar voren dat de raad bij de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn wensen. In dit verband brengt [appellant] naar voren dat de raad zich ten onrechte op het standpunt stelt dat onduidelijkheid bestaat over hetgeen hij op het perceel wenst te realiseren. Volgens [appellant] heeft hierover op 18 november 2013 reeds een gesprek plaatsgevonden met een gemeenteambtenaar. Verder wijst [appellant] erop dat in het voorgaande plan een uit te werken woonbestemming aan de gronden was toegekend.
4. De raad heeft uiteengezet dat er weliswaar contact is geweest met [appellant] over hetgeen hij op het perceel wenst te realiseren, maar dat dit niet tot een concreet initiatief heeft geleid. De raad heeft verder uiteengezet dat onbenutte bouwtitels conform het beleid zo veel mogelijk uit het plan zijn verwijderd. Volgens de raad is het in verband met het woningoverschot niet langer wenselijk ter plaatse woningen te realiseren, omdat er geen behoefte is aan de woningen. Het realiseren van twee woningen op het perceel past volgens de raad niet langer binnen het gemeentelijke en het provinciale beleid. Het toelaten van bedrijvigheid op het perceel past volgens de raad evenmin in het beleid.
5. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat de wijze waarop de raad de naar voren gebrachte zienswijzen heeft behandeld in strijd is met artikel 3:46 van de Awb, overweegt de Afdeling dat artikel 3:46 van de Awb zich er niet tegen verzet dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken. Het betoog faalt.
6. Met betrekking tot het betoog van [appellant] dat de raad heeft miskend dat hij in zijn zienswijze heeft verwezen naar de bezwaren van andere indieners van zienswijzen, stelt de Afdeling vast dat deze bezwaren in de Nota zienswijzen zijn behandeld. De bezwaren zijn derhalve bij de besluitvorming betrokken. In zoverre bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de besluitvorming onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. Het betoog faalt.
7. Aan het perceel is de bestemming "Groen" toegekend. Vaststaat dat het plan voor het perceel niet voorziet in de door [appellant] gewenste bedrijfsactiviteiten en/of woningen. Onder het voorgaande bestemmingsplan "Kissel-Voskuilenweg" was aan het perceel de bestemming "Wonen uit te werken" toegekend. Er is voor deze gronden geen uitwerkingsplan vastgesteld.
Voor zover [appellant] heeft gewezen op hetgeen het voorgaande plan mogelijk maakte, overweegt de Afdeling dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. De raad heeft uiteengezet dat het realiseren van woningen op het perceel niet past binnen het geldende woningbouwbeleid, zoals onder meer omschreven in het regionale en gemeentelijke beleid. In de Nota zienswijzen staat vermeld dat de regio Parkstad reeds sinds een lange periode wordt geconfronteerd met een bevolkingsafname. Het realiseren van grote aantallen nieuwe woningen is daarom ongewenst. Dit komt tot uitdrukking in de verschillende beleidsdocumenten waaronder het "Structuurvisiebesluit Wonen en Retail", de Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad Parkstad Limburg" en de "Regionale woningmarktprogrammering". Uit deze beleidsdocumenten volgt dat de woningopgave niet verder mag toenemen. In de Herstructureringsvisie is op stadsdeelniveau becijferd hoe groot de verdunningsopgave is. Voor Heerlen Stad, waartoe het perceel behoort, bedraagt deze opgave 640 woningen. De regionale woningmarktprogrammering geeft kwalitatieve richtlijnen voor bestaande en nieuwe woningbouwinitiatieven. In de vastgestelde programmering zijn eerst de bestaande projecten kwalitatief gewogen en geprioriteerd. Ten aanzien van de nieuwe projecten is bepaald dat deze dienen te voldoen aan zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve uitgangspunten van het Parkstadbeleid, hetgeen hier niet het geval is gelet op het geschetste krimpscenario. De raad heeft zich gelet op het vorenstaande in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen behoefte is aan de door [appellant] gewenste woningen. Gelet hierop heeft de raad er naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid toe kunnen besluiten geen woningbouw mogelijk te maken op het perceel. Het betoog faalt.
8. Ten aanzien van de wens van [appellant] op het perceel bedrijfsactiviteiten te verrichten, heeft de raad uiteengezet dat bedrijvigheid dient plaats te vinden op de daarvoor bestemde werklocaties. Het beleid hieromtrent is neergelegd in het provinciale beleidsdocument "Programma werklocaties Limburg 2020". De raad heeft aangegeven dit beleid als zijn eigen beleid toe te passen. Nu het perceel niet is aangeduid als werklocatie is het niet in overeenstemming met dit beleid om op het perceel bedrijfsactiviteiten toe te laten. Gelet hierop heeft de raad er naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid toe kunnen besluiten geen bedrijfsbestemming toe te kennen aan het perceel. Het betoog faalt.
9. Ten aanzien van het betoog dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met de wensen van [appellant], omdat het initiatief onvoldoende concreet is, overweegt de Afdeling als volgt. Zoals uit hetgeen is overwogen onder 7 en 8 volgt, is de raad tot de conclusie gekomen dat het beleid in de weg staat aan de wens van [appellant] om op het perceel woningen en/of bedrijfsactiviteiten mogelijk te maken. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad bij de vaststelling van het plan voldoende rekening gehouden met het voornemen van [appellant] en is afdoende gemotiveerd waarom dit voornemen niet in het plan kan worden opgenomen. Het betoog faalt.
9.1. [appellant] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Het betoog faalt.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Brand, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Brand
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2015
575.