ECLI:NL:RVS:2015:3822

Raad van State

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
201503004/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor uitbreiding horeca-activiteiten in woongebied

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten A en B tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 26 februari 2015 hun beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Deurne om op 17 december 2013 een omgevingsvergunning te verlenen voor de uitbreiding van bestaande horeca-activiteiten op een perceel in Vlierden. De appellanten hadden eerder een vergunning gekregen voor het gebruik van een deel van hun perceel als wijnproeverij en kookstudio, maar wilden deze activiteiten uitbreiden met extra mogelijkheden zoals kookactiviteiten en private dining. Het college weigerde de vergunning omdat het gewenste gebruik in strijd was met het bestemmingsplan "Kom Vlierden, 1e herziening", dat de bestemming "Woongebied" heeft.

De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning had kunnen weigeren, en dat de ruimtelijke gevolgen van de gewenste uitbreiding niet vergelijkbaar waren met de eerder vergunde activiteiten. De appellanten voerden aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het college niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de activiteiten van de appellanten een andere ruimtelijke uitstraling hebben dan de eerder vergunde activiteiten en dat deze uitstraling ongewenst is binnen de bestemming "Woongebied".

De Afdeling concludeerde dat het college beleidsvrijheid heeft bij het verlenen van omgevingsvergunningen en dat de rechter terughoudend moet toetsen of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De beslissing van de rechtbank om het beroep ongegrond te verklaren werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201503004/1/A1.
Datum uitspraak: 16 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Vlierden, gemeente Deurne,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 26 februari 2015 in zaak nr. 14/2661 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Deurne.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2013 heeft het college aan [appellanten] geweigerd omgevingsvergunning te verlenen voor het uitbreiden van de bestaande horeca-activiteiten op het perceel [locatie] te Vlierden, gemeente Deurne (hierna: het perceel).
Bij besluit van 8 juli 2014 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 februari 2015 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 november 2015, waar [appellant A], bijgestaan door mr. R.A.M. Verkoijen, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.H. Baudoin, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door mr. J.T.F. van Berkel, gehoord.
Overwegingen
1. Bij besluit van 31 maart 2011 heeft het college omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van een deel van de op het perceel gebouwde langgevelboerderij als wijnproeverij en kookstudio. Daarbij is het toegestaan het gebruik drie à vier maal per week te laten plaatsvinden met een maximaal aantal personen van 24.
Bij besluit van 17 december 2013 heeft het college geweigerd omgevingsvergunning te verlenen voor het uitbreiden van de voormelde activiteiten op het perceel. [appellanten] hebben in de aanvraag om omgevingsvergunning te kennen gegeven dat de activiteiten zullen bestaan uit kookactiviteiten, wijnproeverijen, bedrijfspresentaties, vergaderlunches, educatieve lunches, huwelijksvoltrekkingen, kleine recepties en vergelijkbare kleinschalige activiteiten met een maximaal aantal personen van 35. Bij brief van 19 maart 2014 hebben [appellanten] te kennen gegeven dat zij naar aanleiding van de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie bereid zijn om de aanvraag aan te passen, zodanig dat de activiteiten passen binnen de reeds vergunde situatie. Om binnen de kaders van de verleende vergunning te blijven, blijft de bezetting op maximaal vier avonden per week met maximaal 24 personen. Voorts geven zij te kennen dat zij daarbij "private dining" willen aanbieden. Dat betekent volgens [appellanten] dat men niet ongevraagd binnen kan komen en dat het bezoek alleen op afspraak is. Voorts is het volgens deze brief niet nodig om de parkeerweide te vergroten, nu het aantal bezoekers gelijk zal blijven aan het bij besluit van 31 maart 2011 maximaal vergunde aantal bezoekers.
Op het perceel rust ingevolge het bestemmingsplan "Kom Vlierden, 1e herziening" de bestemming "Woongebied". Vast staat dat het door [appellanten] gewenste gebruik in strijd is met dit bestemmingsplan.
2. [appellanten] hebben bij brief van 19 maart 2014 te kennen gegeven dat zij hopen dat het college alsnog besluit tot het verlenen van medewerking aan een "private dining". In welke vorm het college medewerking verleent, zoals door een wijziging van de aanvraag, een nieuwe aanvraag of het gedeeltelijk weigeren van de vergunning, is volgens de brief van 19 maart 2014 voor [appellanten] niet zo van belang. De rechtbank heeft, anders dan [appellanten] betogen, het besluit van het college terecht opgevat als een besluit waarbij is ingegaan op de door [appellanten] beoogde wijziging van de aanvraag, nu het college in dat besluit te kennen heeft gegeven dat het niet bereid is medewerking te verlenen aan de door [appellanten] gevraagde activiteit van "private dining". De rechtbank heeft in zoverre terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het besluit van 8 juli 2014 voor vernietiging in aanmerking komt en derhalve bestond er voor de rechtbank terecht geen aanleiding over te gaan tot een proceskostenveroordeling.
3. [appellanten] betogen verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college in redelijkheid omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. Zij voeren hiertoe aan dat de ruimtelijke gevolgen van het door hen gewenste gebruik vergelijkbaar zijn met de ruimtelijke gevolgen van de bij het besluit van 31 maart 2011 verleende omgevingsvergunning voor het gebruik van het pand op het perceel als wijnproeverij en kookstudio. Verder voeren zij aan dat het gewenste gebruik niet in strijd is met het gemeentelijk beleid, zoals dat is neergelegd in de op 6 juli 2010 door de raad vastgestelde "Detailhandelsvisie gemeente Deurne" (hierna: de detailhandelsvisie), de op 6 december 2011 door de raad vastgestelde "Structuurvisie Deurne" (hierna: de structuurvisie) en het op 26 januari 2010 door de raad vastgestelde "Meerjarenprogramma 2009-2015".
3.1. De beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, gelezen in verbinding met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 2º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan behoort in dit geval tot de bevoegdheid van het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om daarvoor geen omgevingsvergunning te verlenen.
3.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college in redelijkheid omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren. De rechtbank heeft in hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat de activiteit "private dining" een andere ruimtelijke uitstraling heeft dan de bij besluit van 31 maart 2011 vergunde activiteit en dat deze uitstraling ongewenst is binnen de op het perceel rustende bestemming "Woongebied". Daarbij heeft het college in aanmerking kunnen nemen dat aannemelijk is dat de doelgroep van de activiteit "private dining" breder is en het gebruik meer gelijkenissen vertoont met een normale restaurantfunctie, nu bij een kookstudio een leeraspect aanwezig is. De door [appellanten] aangevoerde omstandigheid dat zij slechts op afspraak gasten ontvangen betekent niet dat daarmee de gevolgen voor de ruimtelijke uitstraling ten opzichte van de bij besluit van 31 maart 2011 vergunde situatie niet zal wijzigen.
Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college is ingegaan op hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd over de structuurvisie, de detailhandelsvisie en het meerjarenprogramma. Zo heeft het college te kennen gegeven dat in de structuurvisie is vermeld dat in de bestemmingsplannen de kaders voor bedrijvigheid binnen woonwijken zijn vastgelegd en stelt het college zich op het standpunt dat de gevraagde uitbreiding van de horeca-activiteiten niet meer een aan de woonfunctie ondergeschikte bedrijfsactiviteit is. Voorts heeft het college nader toegelicht dat de detailhandelsvisie beleid opstelt voor detailhandel waarbij een relatie is gelegd tussen horeca en detailhandel. Het sfeervolle karakter van het centrum kan volgens de detailhandelsvisie met een grotere samenhang tussen detailhandel, horeca, cultuur en evenementen worden bereikt. Daarmee is volgens het college niet beoogd een uitbreiding van horeca-activiteiten toe te staan bij de bestemming "Woongebied". Verder heeft het college hierbij in aanmerking genomen dat het meerjarenprogramma voor het perceel geen concrete actiepunten noemt. Dat ruimte dient te worden geboden aan startende ondernemers, betekent nog niet dat het college geen medewerking mag weigeren voor een omgevingsvergunning waarbij sprake is van een uitbreiding van horeca-activiteiten binnen een woongebied. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd over het gemeentelijk beleid geen grond voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren.
Het betoog faalt.
4. [appellanten] betogen voorts tevergeefs dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college, door de aanvraag om omgevingsvergunning af te wijzen, in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het perceel aan de Oude Liesselseweg 17 niet te vergelijken valt met het perceel, nu op het perceel Oude Liesselseweg 17 ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Koolhof" de bestemming "Gemengde doeleinden" rust met de functie-aanduiding "specifieke vorm van gemengd-keukenrestaurant". Voorts is hierbij van belang dat het college te kennen heeft gegeven dat het perceel Oude Liesselseweg 17 is gelegen nabij het centrum van Deurne en het perceel van [appellanten] in het dorp Vlierden. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling gelet op het voorgaande evenmin grond voor het oordeel dat het college in strijd met het verbod van willekeur heeft gehandeld.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Vermeulen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2015
700.