201507036/2/R4.
Datum uitspraak: 8 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Restaurant 't Reeuwijkse Hout B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Holding en Vastgoed Reeuwijkse Hout B.V., beide gevestigd te Delft,
verzoekers,
en
de raad en het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Multifunctioneel voorzieningengebouw Reeuwijkse Hout" vastgesteld.
Bij besluit van 7 juli 2015 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor een multifunctioneel voorzieningengebouw binnen het plangebied.
Bij besluit van 4 februari 2015 (hierna: het coördinatiebesluit) heeft de raad besloten voornoemde besluiten gecoördineerd voor te bereiden en bekend te maken, zoals bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).
Tegen de besluiten van 30 juni 2015 en van 7 juli 2015 hebben het Restaurant en de Holding beroep ingesteld.
Het Restaurant en de Holding hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 november 2015, waar het Restaurant en de Holding, vertegenwoordigd door [gemachtigden] en bijgestaan door mr. J.R. Vermeulen, advocaat te Rotterdam, en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. Th.L. van Deursen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Green Reeuwijkse Hout B.V., vertegenwoordigd door mr. H. Weeda, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voorzien in de ontwikkeling van een voorzieningengebouw met onder andere een receptie, winkel, fietsverhuur, zwembad en ondersteunende horeca ten behoeve van deze functies en het te ontwikkelen naastgelegen recreatiepark. Het plangebied van het bestemmingsplan ligt in het noordoosten van de kern Reeuwijk-Brug aan de Reeuwijkse Houtwal, in het recreatiegebied Reeuwijkse Hout, direct naast de ingang tot het nieuwe recreatiepark.
Het restaurant Reeuwijkse Hout waarvan het Restaurant en de Holding respectievelijk exploitant en eigenaar zijn, ligt eveneens aan de Reeuwijkse Hout in hetzelfde recreatiegebied. Zij vrezen aantasting van hun concurrentiepositie door de voorziene horeca in het gebouw. Deze horeca is volgens hen in strijd met het gemeentelijk beleid en ook de effecten op de natuur en flora en fauna zijn onvoldoende onderzocht. Voorts stellen zij dat de ladder van duurzame ontwikkeling ten onrechte niet is toegepast. Bovendien betogen zij dat de nieuwe voorziening niet mogelijk is vanwege een civielrechtelijke belemmering gelegen in een erfpachtvoorwaarde die zonder hun instemming dezelfde horeca als hun restaurant in het gebied niet toestaat.
2.1. Het Restaurant en de Holding betogen dat het plan en de omgevingsvergunning in strijd zijn met de stedenbouwkundige visie Reeuwijkse Hout (hierna: de Visie). Daartoe voeren zij aan dat het plangebied ligt buiten de locaties die in deze visie als locaties voor grote voorzieningen zijn aangemerkt en dat de oppervlakte als ook bouw- en goothoogte groter respectievelijk hoger zijn dan in de Visie is toegestaan. Volgens hen is sprake van een ongemotiveerde ad hoc afwijking van het in de Visie neergelegde beleid.
2.2. De raad heeft erkend dat het plan niet in overeenstemming is met de Visie. Het plan is voorzien op een locatie waarop in de Visie niet een grote voorziening maar een middelgrote voorziening is beoogd. De oppervlakte van het bouwvlak in het plan is ongeveer 3025 m² in plaats van de 250 tot 300 m² die in de Visie wordt toegestaan voor een grote voorziening. Daarnaast is goothoogte 1 m hoger dan in de Visie vermeld en staat het plan in plaats van een bouwhoogte van 7 m een nokhoogte van 10 m toe.
2.3. De raad acht deze afwijkingen niet onaanvaardbaar nu in de Visie een recreatieve zone voor dit gebied is voorzien. Wat betreft de gekozen locatie is de Visie vanwege de feitelijke situatie ter plaatse op een aantal punten achterhaald, aldus de raad. Zo bevindt de nieuwe ingang van het toekomstige bungalowpark zich meer naar het westen dan in de Visie voorzien en bevindt zich onder de meest westelijk gelegen locatie voor grote voorzieningen een gasleiding. Wat betreft de omvang van de voorziening wijst de Raad op de door het college van Bodegraven-Reeuwijk op 8 april 2014 vastgestelde randvoorwaarden (hierna: de randvoorwaarden) die in de plantoelichting deels zijn vermeld. De raad acht de afwijking van de Visie door die randvoorwaarden voldoende gemotiveerd. De raad heeft voorts toegelicht dat de voorziening als vliegwiel kan fungeren voor de ontwikkeling van het gebied. De omvang is volgens de raad ook niet zo groot dat het een te stedelijk karakter krijgt.
2.4. Ingevolge artikel 4:84 van de Awb handelt een bestuursorgaan overeenkomstig zijn beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
2.5. Beoordeeld dient te worden of bij het volgen van de Visie sprake zou zijn van gevolgen voor een of meer belanghebbenden, in dit geval Green Reeuwijkse Hout B.V., die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Het moet dan gaan om omstandigheden aan de kant van Green Reeuwijkse Hout B.V. die niet reeds in de Visie zijn verdisconteerd en strikte navolging van de beleidsregel leidt tot een uitkomst die de raad bij de vaststelling van dat beleid niet heeft gewenst.
2.6. De voorzieningenrechter stelt vast dat de afwijking van de Visie niet ziet op de in het plan voorziene recreatieve functies maar op de afwijking van de locatie in combinatie met afwijking van bouwoppervlakte en hoogte van de bebouwing. Dit zijn aspecten die in de Visie zijn verdisconteerd. De vermelde, sedert de vaststelling van de Visie gewijzigde omstandigheden, te weten de locatie van de ingang van het voorziene bungalowpark en de gasleiding op een locatie waarop een grote voorziening was gepland, acht de voorzieningenrechter niet van dien aard dat kan worden gezegd dat zich in zoverre omstandigheden voordoen waarmee bij de vaststelling van de Visie geen rekening is gehouden. Nu geen sprake is van omstandigheden die bij het vaststellen van de Visie niet bekend waren en die bij de vaststelling van dat beleid niet zijn meegenomen, moet worden geconcludeerd dat de raad niet had mogen afwijken van de Visie.
De voorzieningenrechter wijst erop dat de raad, indien hij van mening is dat strikte toepassing van de Visie niet langer tot een door hem wenselijk geacht resultaat leidt, hij de Visie zelf zal moeten wijzigen. De randvoorwaarden waarnaar de raad heeft verwezen, kunnen niet gelden als zodanige beleidswijziging omdat ze door het college en niet door de raad zijn vastgesteld en evenmin op de daartoe vereiste wijze als beleidsregel zijn vastgesteld en bekendgemaakt.
3. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
Nu het vorenstaande aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening ziet de voorzieningenrechter af van de bespreking van de overige gronden van het verzoek.
4. De raad en het college dienen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van Bodegraven-Reeuwijk van 30 juni 2015, kenmerk NL.IMRO.1901.voorzgebRwkHoutwal-BP80, en het besluit van het college van Bodegraven-Reeuwijk van 7 juli 2015, kenmerk 2015226991;
II. veroordeelt de raad en het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Restaurant 't Reeuwijkse Hout B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Holding en Vastgoed Reeuwijkse Hout B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en wijst de gemeente Bodegraven-Reeuwijk aan als rechtspersoon die dit bedrag dient te voldoen;
III. gelast dat de raad en het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Restaurant 't Reeuwijkse Hout B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Holding en Vastgoed Reeuwijkse Hout B.V. het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, en wijst de gemeente Bodegraven-Reeuwijk aan als rechtspersoon die dit bedrag dient te voldoen.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Rietberg
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2015
725.