201408214/2/R3.
Datum uitspraak: 23 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Boxtel,
en
de raad van de gemeente Boxtel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Noord-Oost" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 maart 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.C.W. Opdam, en de raad, vertegenwoordigd door M. van Geel en M. Compter, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 13 mei 2015 in zaak nr. 201408214/1/R3 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het gebrek in het besluit van 8 juli 2014 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij beschikking van 9 september 2015 in zaak nr. 201408214/3/R3 heeft de Afdeling op verzoek van de raad de hersteltermijn verlengd tot 1 oktober 2015.
Bij brief van 14 oktober 2015 heeft de raad medegedeeld dat bij besluit van 29 september 2015 het bestemmingsplan "Noord-Oost" gewijzigd is vastgesteld teneinde het gebrek te herstellen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellant] een zienswijze naar voren gebracht.
De raad heeft een nader verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het besluit van 8 juli 2014
1. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling in overweging 4.3 vastgesteld dat de composteerplaat op het perceel [locatie] te Boxtel met de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw" op de verbeelding buiten het bouwvlak ligt, terwijl de raad heeft beoogd een bouwvlak met bijbehorende planregeling ter plaatse van de bestaande bebouwing, waaronder de composteerplaat, op te nemen en voorts de bouwmogelijkheden uit het vorige plan over te nemen. Ook is vastgesteld dat, anders dan de raad heeft beoogd, de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen" niet aan het perceel van [appellant] is toegekend en evenmin in artikel 5 van de planregels een regeling voor een composteerplaat is opgenomen. Geconcludeerd is dat voormelde wijzigingen zijn opgenomen in de nota van zienswijzen en de nota van wijzigingen behorend bij het vaststellingsbesluit, maar niet zijn verwerkt in het plan. Gelet hierop stemt het plan in zoverre niet overeen met het vaststellingbesluit.
2. Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 8 juli 2014 wat betreft de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw" voor het perceel [locatie] is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en het rechtszekerheidsbeginsel. Het beroep van [appellant] tegen het besluit van 8 juli 2014 is gegrond en dit dient in zoverre te worden vernietigd.
Het besluit van 29 september 2015
3. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak de raad de opdracht gegeven het gebrek te herstellen door alsnog een planregeling voor de composteerplaat en het bouwvlak op het perceel [locatie] op te nemen en daarbij de bouwmogelijkheden uit het voorheen geldende plan in acht te nemen, dan wel een andere planregeling vast te stellen. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het besluit van 29 september 2015 genomen, waarbij onder meer is voorzien in een regeling voor de composteerplaat.
4. In het plan is aan het perceel [locatie] de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw" toegekend. Daarnaast is de aanduiding "bouwvlak" op een deel van het perceel opgenomen en is ter plaatse van de composteerplaat de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen" toegekend.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Agrarisch - Glastuinbouw" aangewezen gronden bestemd voor de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf.
Ingevolge lid 5.2 mag op de voor "Agrarisch - Glastuinbouw" aangewezen gronden bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. gebouwen en kassen uitsluitend mogen worden gebouwd in het bouwvlak;
(…);
c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen" uitsluitend permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waaronder een composteerplaats, zijn toegestaan.
5. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van Awb heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Het besluit van 29 september 2015 is een besluit tot wijziging van het besluit van 8 juli 2014 en ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding. Het beroep van [appellant] is van rechtswege gericht tegen dit besluit.
6. [appellant] betoogt dat hij kan instemmen met de aangepaste verbeelding en planregels, behoudens artikel 5, lid 5.2, aanhef en onder c, van de planregels waarin wordt gesproken over een composteerplaats in plaats van een composteerplaat. Volgens hem is een composteerplaats een locatie waar wordt gecomposteerd en is dit een gebruiksactiviteit, terwijl een composteerplaat een constructie is waarop wordt gecomposteerd en derhalve een bouwwerk is.
7. De raad stelt zich op het standpunt dat de planregeling voor de composteerplaat in de bouwregels in artikel 5, lid 5.2, van de planregels is opgenomen. Indien het om een gebruiksactiviteit zou gaan, was de planregeling in de specifieke gebruiksregels in artikel 5, lid 5.5, van de planregels opgenomen. Gelet hierop stelt de raad dat geen aanleiding bestaat om de planregels aan te passen.
8. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de composteerplaat op zijn perceel met deze planregeling niet als zodanig is bestemd. Anders dan [appellant] meent, wordt in artikel 5, lid 5.2, aanhef en onder c, van de planregels, welke bepaling deel uitmaakt van de bouwregels, een voorziening ten behoeve van de gebruiksactiviteit composteren toegestaan. Het betoog faalt.
9. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 29 september 2015 ongegrond.
Proceskosten
10. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van de raad van de gemeente Boxtel van 8 juli 2014, waarbij het bestemmingsplan "Noord-Oost" is vastgesteld, gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Boxtel van 8 juli 2014, waarbij het bestemmingsplan "Noord-Oost" is vastgesteld, wat betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw" voor het perceel [locatie] te Boxtel;
III. verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van de raad van de gemeente Boxtel van 29 september 2015, waarbij het bestemmingsplan "Noord-Oost" gewijzigd is vastgesteld, ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Boxtel tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.265,64 (zegge: twaalfhonderdvijfenzestig euro en vierenzestig cent), waarvan € 1.225,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Boxtel aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.
w.g. Kramer w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2015
429-758.