201504653/1/R1.
Datum uitspraak: 30 december 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Castricum,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Castricum,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 april 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied Castricum, 3e herziening gedeelte perceel [locatie]" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 27 oktober 2015 heeft de raad een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2015, waar de raad, vertegenwoordigd door H. Goverde en A. Slokker, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting [partij], eigenaar van het perceel [locatie] te Castricum, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het plan voorziet voor het perceel [locatie] te Castricum in de bestemming "Gemengd" en diverse aanduidingen, op grond waarvan het perceel onder meer is bestemd voor het hobbymatig houden van dieren, een bed & breakfast, horeca in de categorieën 1 en 2 inclusief terras, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie in de vorm van ceremonies, feesten en partijen en het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op culturele, educatieve en ontspannende voorzieningen.
4. Het plan is opgesteld als reparatieplan naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 6 juni 2012, in zaak nr. 201106567/1/R1. In deze uitspraak heeft de Afdeling het besluit van 21 april 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Castricum, 2e herziening gedeelte perceel [locatie]" gedeeltelijk vernietigd, namelijk voor zover het betrof de artikelen 3, lid 3.1, onder b en 3, lid 3.5, van de planregels. De Afdeling oordeelde dat deze planregels waren vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Hiertoe overwoog zij, kort weergegeven, dat uit de redactie van artikel 3, lid 3.1, onder b, niet volgt dat het verrichten van activiteiten gericht op culturele, educatieve en ontspannende voorzieningen, ondergeschikt dient te zijn aan de overige functies en deze activiteiten uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan, terwijl de raad dit wel had beoogd. Ten aanzien van artikel 3, lid 3.5, van de planregels werd door de Afdeling overwogen dat hierin het aantal evenementenbezoekers niet was gelimiteerd, waardoor onvoldoende inzichtelijk was welke gevolgen de evenementen zouden hebben voor de verkeerssituatie ter plaatse.
5. [appellant] en anderen richten zich tegen het plandeel met de bestemming "Gemengd". Zij betogen dat niet in de parkeerbehoefte kan worden voorzien die voor de functies op het perceel [locatie] nodig is. Hiertoe voeren zij aan dat het perceel, kadastraal bekend Castricum, sectie A, no. 2236, niet geschikt is voor de realisering van de parkeerplaatsen, omdat hierop een grote vijver en een duintalud aanwezig zijn. Ook zijn volgens [appellant] en anderen niet alle gronden in eigendom van [partij].
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het zowel planologisch als feitelijk mogelijk is om op de daarvoor aangewezen gronden de benodigde hoeveelheid parkeerplaatsen te realiseren. Deze gronden, te weten het perceel achter het pand van [partij], kadastraal bekend Castricum, sectie E, no. 76, en de beide percelen gelegen aan de Heereweg, kadastraal bekend Castricum, sectie A, no. 2236 en 2237, zijn alle in eigendom van [partij].
5.2. Ingevolge artikel 2 van de planregels komt artikel 13, lid 13.4, van de planregels bij het bestemmingsplan "Buitengebied Castricum" als volgt te luiden:
a. Het gebruik conform de bestemming "Gemengd" is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat op het perceel [locatie] kadastraal bekend gemeente Castricum sectie A no. 2236, gemeente Castricum sectie A no. 2237 en gemeente Castricum sectie E no. 76, voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen conform de parkeernorm uit de Nota parkeernormen Castricum zoals deze geldt binnen de gemeente Castricum ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en de memo Parkeerbalans van 6 januari 2015 zoals opgenomen in bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a, mits het tekort aan parkeerplaatsen wordt opgelost via de in de Nota parkeernormen Castricum, zoals deze geldt binnen de gemeente Castricum ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, genoemde oplossingen.
5.3. Op de percelen, kadastraal bekend Castricum, sectie A, no. 2236 en 2237, gelegen aan de Heereweg rust ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Castricum" de bestemming "Groen" met de dubbelbestemming "Waarde - archeologie 2" en de aanduiding "parkeerterrein". Op het perceel, kadastraal bekend Castricum, sectie E, no. 76 rust ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Castricum" de bestemming "Verkeer" met de dubbelbestemming "Waarde - archeologie 2".
Ingevolge artikel 14, lid 14.1, onder f, van de planregels bij het bestemmingsplan "Buitengebied Castricum" zijn gronden met de bestemming "Groen" bestemd voor een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein".
Ingevolge artikel 24, lid 24.1, onder b, van de planregels bij het bestemmingsplan "Buitengebied Castricum" zijn gronden met de bestemming "Verkeer" bestemd voor parkeer-, groen- en speelvoorzieningen.
5.4. In de plantoelichting staat dat de maximale parkeerbehoefte voor de voorziene functies op het perceel [locatie], is berekend op 222 parkeerplaatsen, waarvan 210 voor bezoekers en 12 voor personeel. Er kunnen 195 parkeerplaatsen aan de Heereweg en 36 achter het pand worden ingepast. In totaal zijn er 231 parkeerplaatsen realiseerbaar. De voorwaardelijke verplichting die in de planregels is opgenomen, waarborgt dat ook daadwerkelijk voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd, aldus de plantoelichting.
5.5. Niet in geschil is dat de parkeerbehoefte als gevolg van de voorziene ontwikkelingen 222 parkeerplaatsen bedraagt. Vast staat voorts dat wordt voorzien in de aanleg van 231 parkeerplaatsen. Uit de bij de parkeerbalans gevoegde afbeelding blijkt dat de aanwezigheid van de vijver op het perceel, kadastraal bekend Castricum, sectie A, no. 2236, niet in de weg staat aan realisering van de parkeerplaatsen aldaar. De parkeerplaatsen worden namelijk ten zuiden van de vijver gerealiseerd, zoals de raad ter zitting heeft bevestigd. [partij] heeft voorts ter zitting aangegeven dat het duintalud door de vorige eigenaar is opgeworpen en dat het derhalve geen echt stuk duin betreft. Als nieuwe eigenaar van de grond is hij voornemens het duintalud te verwijderen om zijn perceel een open karakter te geven. De raad heeft ter zitting desgevraagd gesteld dat het duintalud kunstmatig is en niet door regelgeving of beleid wordt beschermd.
Nu vaststaat dat de aanwezigheid van de vijver en het duintalud de aanleg van de parkeerplaatsen op het perceel niet belemmeren en dat [partij] van alle betrokken gronden eigenaar is, ziet de Afdeling in het door [appellant] en anderen aangevoerde geen grond voor het oordeel dat het perceel, kadastraal bekend Castricum, sectie A, no. 2236, ongeschikt is voor de aanleg van parkeerplaatsen. De raad heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voldoende parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd om te voorzien in de parkeerbehoefte die als gevolg van het plan is ontstaan.
Het betoog faalt.
6. [appellant] en anderen betogen voorts dat het plan ten onrechte voorziet in de mogelijkheid om feesten te geven op het buitenterrein. Zij voeren hiertoe aan dat dit zich niet verdraagt met de natuurontwikkeling in de omgeving.
6.1. De raad stelt dat buitenfeesten ingevolge het plan in het geheel niet zijn toegestaan. Verder stelt hij zich op het standpunt dat uit de natuurtoets die ten behoeve van de vaststelling van het plan "Castricum, 2e herziening gedeelte perceel [locatie]" is uitgevoerd naar voren komt dat het in dat plan mogelijk gemaakte gebruik van het perceel geen significante effecten op de natuurwaarden zal hebben. Nu het gebruik van het perceel in het thans voorliggende plan is beperkt ten opzichte van het plan "Castricum, 2e herziening gedeelte perceel [locatie]", betoogt de raad dat ook als gevolg van dit plan geen negatieve effecten op de omliggende natuurwaarden zullen ontstaan.
6.2. Ingevolge artikel 2 van de planregels komt artikel 13, lid 13.1, van de planregels bij het bestemmingsplan "Buitengebied Castricum" als volgt te luiden:
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het hobbymatig houden van dieren;
b. Bed & Breakfast ter plaatse van de aanduiding 'Bed & Breakfast', met dien verstande dat Bed & Breakfast uitsluitend op verdieping is toegestaan;
c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is horeca in categorie 1 en 2 toegestaan, met dien verstanden dat er, inclusief het terras, maximaal 350 zitplaatsen zijn toegestaan;
d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras' zijn terrassen toegestaan ten behoeve van de toegestane horeca;
e. uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding ‘feestzaal’ is het bedrijfsmatig exploiteren van zaal accommodatie toegestaan in de vorm van ceremonies, feesten en partijen, niet zijnde een discotheek, bar-dancing, met dien verstande dat er maximaal 200 bezoekers zijn toegestaan;
f. hooibergen;
g. uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding ‘cultuur en ontspanning’ en ondergeschikt aan de functies zoals opgenomen in sub a t/m f is het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op culturele, educatieve en ontspannende voorzieningen, waaronder een vergaderruimte, tentoonstellingen, workshops, bedrijfs- en productpresentaties en indoor spelen toegestaan.
6.3. De Afdeling stelt vast dat het geven van feesten op het buitenterrein niet is toegestaan, nu ingevolge artikel 2, onder e, van de planregels alleen feesten mogen plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding "feestzaal". Buitenfeesten op het terrein zijn dus - anders dan [appellant] en anderen betogen - niet toegestaan.
Het betoog faalt
6.4. De Afdeling stelt voorts vast dat de planregels het ten gehore brengen van versterkte muziek op het terras niet uitsluiten. Ter zitting heeft [partij] aangegeven niet van plan te zijn op het terras versterkte muziek ten gehore te (laten) brengen. Tevens is ter zitting komen vast te staan dat de raad heeft beoogd om versterkte muziek op het terras te verbieden, maar dat een dergelijk verbod in de planregels niettemin ontbreekt. De Afdeling ziet daarom aanleiding voor het oordeel dat het besluit in zoverre is vastgesteld in strijd met de op grond van artikel 3:2 Awb bij de voorbereiding van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
Het betoog slaagt.
6.5. [appellant] en anderen hebben hun stelling dat het plan een negatieve invloed heeft op de natuurontwikkeling in de omgeving, niet nader onderbouwd. Vast is komen te staan dat buitenfeesten op het terrein niet zijn toegestaan. Voorts heeft [partij] ter zitting aangegeven geen versterkte muziek op het terras ten gehore te zullen brengen. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in de weg staat aan de natuurontwikkeling ter plaatse.
Het betoog faalt.
7. [appellant] en anderen betogen verder dat met [partij] en in het bijzijn van een vertegenwoordiger van de gemeente, afspraken zijn gemaakt die onder meer betrekking hebben op de route naar het perceel voor de leveranciers en bezoekers en op de openingstijden. Deze afspraken worden niet steeds nagekomen en moeten derhalve door de gemeente worden gehandhaafd.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de gemaakte afspraken - voor zover zij zich daarvoor leenden - door hem zijn opgenomen in de planregels. Ook is een deel van de afspraken als voorschrift of beperking verbonden aan de exploitatie- en terrasvergunning en drank- en horecavergunning die door het college van burgemeester en wethouders aan [partij] is verleend. In het door hem ingediende nadere stuk en ter zitting heeft de raad toegelicht dat het opnemen van een beperking met betrekking tot de openingstijden in één van die vergunningen niet mogelijk is gebleken. In het kader van het gemeentelijke dereguleringsbeleid worden namelijk geen exploitatie- en terrasvergunningen en drank- en horecavergunningen meer verleend. Op grond van de APV kan thans derhalve geen gewijzigde vergunning met aangepaste beperkingen worden verleend. De openingstijden moeten volgens de raad dus alsnog in het bestemmingsplan worden opgenomen.
Voorts stelt de raad dat hem niet is gebleken van overtreding van de planregels of de vergunningvoorschriften door [partij]. Voor zover [appellant] en anderen met [partij] aanvullende afspraken hebben gemaakt, dient het afdwingen daarvan langs privaatrechtelijke weg te geschieden.
7.2. De Afdeling stelt voorop dat in het kader van dit geding slechts kan worden ingegaan op beroepsgronden die verband houden met het door de raad vastgestelde bestemmingsplan "Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied Castricum, 3e herziening gedeelte perceel [locatie]". Voor zover [appellant] en anderen betogen dat [partij] niet handelt in overeenstemming met de planregels of de voorschriften bij de verleende vergunningen, geldt dat dit een kwestie van handhaving betreft. Handhavingsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.
Het betoog faalt.
7.3. Voorts stelt de Afdeling vast dat de raad zich omtrent de opneming van de openingstijden in het bestemmingsplan op een ander standpunt stelt dan ten tijde van de vaststelling van het plan. Nu niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het besluit dient dan ook in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 Awb te worden vernietigd.
Het betoog slaagt.
8. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
De raad dient daartoe met inachtneming van hetgeen in rechtsoverwegingen 6.4 en 7.3 is overwogen, het plan alsnog te wijzigen door daarin regels op te nemen met betrekking tot de openingstijden van de horeca-inrichting en/of het terras en met betrekking tot het ten gehore brengen van versterkte muziek op het terras. Afdeling 3.4 van de Awb hoeft niet opnieuw te worden toegepast. De wijzigingen dienen op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te worden gemaakt en te worden medegedeeld.
9. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Castricum op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen:
- het besluit van 2 april 2015 van de raad van de gemeente Castricum tot vaststelling van het bestemmingsplan "Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied Castricum, 3e herziening gedeelte perceel [locatie]" te wijzigen op een wijze als bedoeld in rechtsoverweging 8;
- de Afdeling de uitkomst mede te delen en de wijzigingen op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Schaaf
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 december 2015
523-831.