201404747/1/R3.
Datum uitspraak: 25 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gasunie Transport Services B.V., gevestigd te Groningen,
appellante,
en
de raad van de gemeente Heusden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2014, kenmerk 373863, heeft de raad het bestemmingsplan "Vlijmen en Vliedberg herziening 2013" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de Gasunie beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2015, waar de Gasunie, vertegenwoordigd door S. Fokkema en S. Tolner, en de raad, vertegenwoordigd door ing. M.R. Molijn, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het beroep van de Gasunie richt zich tegen het oprichten van bebouwing binnen de bestemming "Wonen" en het gebruik ervan, voor zover het gaat om kwetsbare objecten in de veiligheidszone van haar gasontvangststation aan de Parallelweg West 2 en binnen de dubbelbestemming "Leiding - Gas".
Hiertoe voert de Gasunie aan dat in de verbeelding van het plan ten onrechte een veiligheidszone van tien meter rondom het gasontvangststation is opgenomen, omdat ingevolge artikel 3.12, zesde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer een veiligheidszone van vijftien meter in acht dient te worden opgenomen.
Verder voert de Gasunie aan dat artikel 25, lid 25.2.2, van de planregels het ten onrechte mogelijk maakt om bestaande illegale kwetsbare objecten binnen de veiligheidszone in gebruik te hebben. Dit is in strijd met artikel 3.12, zesde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De Gasunie stelt in dat verband dat er binnen vijftien meter van het gasontvangststation een aanbouw van een woning staat.
Ook voert de Gasunie aan dat artikel 18, lid 18.3, in strijd is met artikel 14, derde lid, van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (hierna: Bevb). De bouw van kwetsbare objecten op gronden met de dubbelbestemming "Leiding - Gas" waarin de buisleiding is gelegen wordt in strijd met dit artikel in de planregels immers niet uitgesloten.
3.1. De raad heeft zich in het verweerschrift en tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat de Gasunie terecht aanvoert dat een veiligheidszone van vijftien meter rondom het gasontvangststation noodzakelijk is, zodat de in de verbeelding opgenomen veiligheidszone onjuist is. Voorts stelt hij zich op het standpunt dat de Gasunie terecht aanvoert dat in artikel 25, lid 25.2.2, van de planregels ten onrechte bestaand illegaal gebruik als niet strijdig gebruik is aangemerkt. Dit is volgens de raad niet alleen in strijd met het Activiteitenbesluit milieubeheer, maar ook met de systematiek van het overgangsrecht dat in het plan is opgenomen. Verder stelt de raad zich op het standpunt dat de Gasunie terecht aanvoert dat artikel 18, lid 18.3, in strijd met het Bevb de bouw van kwetsbare objecten op gronden met de dubbelbestemming "Leiding - Gas" toelaat.
Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is genomen.
De betogen slagen.
4. In hetgeen de Gasunie heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dit ziet op het plandeel met de bestemming "Wonen" binnen een afstand van vijftien meter van het bouwvlak dat ziet op het gasontvangststation van de Gasunie, en de artikelen 18, lid 18.3, en 25, lid 25.2.2, van de planregels is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond.
5. Voor zover partijen hebben verzocht toepassing te geven aan de in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb gegeven bevoegdheid, ziet de Afdeling geen aanleiding om met toepassing van deze bepaling in dit geval zelf in de zaak te voorzien. Hierbij is van belang dat aannemelijk is dat derdebelanghebbenden daardoor in hun belangen zouden kunnen worden geschaad.
6. Met het oog op een spoedige beëindiging van het geschil ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen om binnen 12 weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad ter zitting heeft aangeven binnen die termijn een nieuw besluit te kunnen nemen. De raad dient hiertoe voor de onder 4. bedoelde planonderdelen een passende planregeling vast te stellen. Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij de voorbereiding van het nieuwe besluit niet opnieuw te worden toegepast. De raad dient het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
7. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Heusden op om binnen 12 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
- voor de onder 4. bedoelde planonderdelen een passende planregeling vast te stellen, en
- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.R.R. Brock, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Brock
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2015
177-603.