201405545/1/R4.
Datum uitspraak: 25 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Oude Pekela, gemeente Pekela,
en
de raad van de gemeente Pekela,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Oude Pekela" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2015, waar de raad, vertegenwoordigd door D. van Dijk en B.J. Strik, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de kern Oude Pekela.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het beroep van [appellante] is gericht tegen de aanduiding "ligplaats woonschip" in de jachthaven. [appellante] betoogt dat deze aanduiding had moeten worden toegekend aan de eerder aangewezen ligplaats in het Pekelder Hoofddiep en ten onrechte is verplaatst naar de jachthaven. [appellante] betoogt dat de toegang tot de jachthaven voor een woonschip, onder een vaste fiets- en voetgangersbrug door, noodzaakt tot gedeeltelijke deconstructie, verplaatsing en reconstructie van het woonschip of de brug, en dat onduidelijk is wie daarvoor de kosten zal dragen.
3.1. De raad stelt dat de ligplaats voor een woonschip voorheen niet planologisch was geregeld, maar in de Woonschepenverordening Gemeente Pekela, vastgesteld op 27 januari 2009 (hierna: Woonschepenverordening). Op de kaart bij de Woonschepenverordening was de ligplaats gesitueerd in het Pekelder Hoofddiep nabij de ingang van de jachthaven. Het Pekelder Hoofddiep is volgens de raad gereconstrueerd ten einde de landschappelijke en daarmee de toeristische aantrekkelijkheid van het gebied te vergroten. Het is nu een lommerrijk gebied met fraaie sluizen en bruggen met daarlangs monumenten, boerderijen en woonhuizen. Een woonschip in het Pekelder Hoofddiep binnen het bebouwde gebied past volgens de raad niet in het nieuwe beeld. Daarnaast kent deze plaats ook bezwaren in verband met wachtend vaarverkeer voor de beweegbare brug over het Pekelder Hoofddiep en golfslag vanwege pleziervaart. Om deze redenen is nu een ligplaats op een meer geschikte plek, in de jachthaven, bij het plan toegelaten. De raad stelt verder dat het college van burgemeester en wethouders de in de Woonschepenverordening opgenomen wijzigingsbevoegdheid zal gebruiken om de in de verordening aangewezen ligplaats voor een woonschip te wijzigen en daarmee in overeenstemming met het plan te brengen.
De raad stelt dat [appellante] nog geen woonboot heeft op de plaats waar voorheen op grond van de Woonschepenverordening een woonboot was toegestaan. [appellante] heeft dit niet bestreden.
De raad stelt ten slotte dat het inderdaad kan voorkomen dat de fiets- en voetgangersbrug te laag is voor een woonboot om de ligplaats te bereiken. In dat geval zullen de kosten van de deconstructie en reconstructie van het woonschip van [appellante] of de brug door de gemeente worden gedragen, zo is toegezegd.
3.2. De Afdeling overweegt dat [appellante] op de in de Woonschepenverordening aangewezen plek in het Pekelder Hoofddiep geen woonboot heeft liggen, dat een ligplaats beschikbaar is op korte afstand van de voorheen op grond van de Woonschepenverordening toegestane ligplaats en dat eventuele kosten in verband met het passeren van de brug voor rekening van de gemeente komen. Gelet daarop geeft hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad aan de door hem gestelde belangen van het opwaarderen van het Pekelder Hoofddiep en de doorstroming van het verkeer op het water in redelijkheid geen groter belang heeft kunnen toekennen dan aan de belangen van [appellante] bij het behoud van de ligplaats op de voorheen aangewezen locatie.
3.3. Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid de bestemming "Water - Karakteristieke Waterloop" met de aanduiding "water - ligplaats woonschip" aan het perceel water in de jachthaven kunnen toekennen. Het beroep is ongegrond.
4. Ten slotte heeft [appellante] verzocht de raad te veroordelen tot vergoeding van schade, in de vorm van gederfde levensvreugde en vermogensverlies, die zij stelt te hebben geleden als gevolg van het verbod dat in strijd met artikel 88 van de Huisvestingswet is uitgevaardigd door een voormalige wethouder ten einde het woonschip niet in de openbare wateren van Pekela ligplaats te laten innemen.
4.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c van de Awb kan om vergoeding van schade in verband met een onrechtmatig besluit of het niet tijdig nemen van een besluit worden verzocht. Gelet op overweging 3.3 is het beroep van [appellante] ongegrond en dient het verzoek om schadevergoeding reeds hierom te worden afgewezen.
Voor zover [appellante] daarnaast schadevergoeding vordert vanwege volgens haar geleden schade die niet het gevolg is van het bestreden besluit, overweegt de Afdeling dat het bestreden besluit geen beslissing behelst over die schade en dat die schade daarom in de onderhavige procedure niet aan de orde is. Het verzoek dient in zoverre om die reden te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, griffier.
w.g. Koeman w.g. Postma
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2015
539-808.