ECLI:NL:RVS:2015:666

Raad van State

Datum uitspraak
25 februari 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
201409243/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Sluis Eefde

Op 22 september 2014 heeft de raad van de gemeente Lochem het bestemmingsplan "Sluis Eefde" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vrezen voor onomkeerbare gevolgen van het plan voordat er uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 februari 2015 ter zitting behandeld, waar zowel de verzoekers als de raad van de gemeente Lochem aanwezig waren. Ook de minister van Infrastructuur en Milieu was vertegenwoordigd.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan is vastgesteld in verband met de uitbreiding van de sluis te Eefde. De verzoekers wijzen op werkzaamheden die plaatsvinden voor het verplaatsen van roekenkolonies en de renovatie van een pompgebouw. De voorzieningenrechter concludeert dat er voor de werkzaamheden een onherroepelijke ontheffing van de Flora- en faunawet is verleend, waardoor schorsing van het bestemmingsplan deze werkzaamheden niet kan tegenhouden. Ook de renovatie van het pompgebouw levert geen spoedeisend belang op voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet gerechtvaardigd is en heeft het verzoek afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 25 februari 2015.

Uitspraak

201409243/2/R6.
Datum uitspraak: 25 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, wonend te [woonplaats], gemeente Lochem,
en
de raad van de gemeente Lochem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Sluis Eefde" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 februari 2015, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door drs. S.P.A. van Gageldonk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord de minister van Infrastructuur en Milieu, vertegenwoordigd door mr. F.J.G. van der Elsen en D.E. van Pijkeren.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan is vastgesteld in verband met de beoogde uitbreiding van de sluis te Eefde.
3. [verzoeker] en anderen kunnen zich niet verenigen met het plan en vrezen bij inwerkingtreding daarvan onomkeerbare gevolgen voordat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. In dat kader wijzen zij op werkzaamheden die plaatsvinden ten behoeve van het verplaatsen van roekenkolonies en op de beoogde renovatie van een pompgebouw dat zou moeten worden gesloopt als zou worden gekozen voor het door [verzoeker] en anderen voorgestane alternatief.
4. De voorzieningenrechter overweegt dat voor werkzaamheden in verband met het verplaatsen van de roekenkolonie in het plangebied, naar tussen partijen niet in geschil is, een onherroepelijke ontheffing van de Flora- en faunawet is verleend. Met schorsing van het bestemmingsplan kan niet worden bereikt dat deze werkzaamheden geen doorgang kunnen vinden. Voor zover [verzoeker] en anderen vrezen dat de aan de ontheffing verbonden voorschriften niet worden nageleefd, betreft dit een kwestie van handhaving die in het kader van het voorliggende verzoek niet aan de orde kan komen.
Voor zover [verzoeker] en anderen wijzen op de voorgenomen renovatie van het pompgebouw overweegt de voorzieningenrechter dat hierin geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening is gelegen, nu het geen onomkeerbare ontwikkeling betreft.
5. Gelet op het voorgaande geeft het verzoek geen aanleiding voor het oordeel dat in dit geval een spoedeisend belang het treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak rechtvaardigt. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Steenbergen
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2015
528.