201410308/2/R1.
Datum uitspraak: 27 februari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoekster B], beiden wonend te [woonplaats], gemeente Hof van Twente (hierna in enkelvoud: [verzoeker]),
en
de raad van de gemeente Hof van Twente,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente, herziening Plasdijk 6 Markelo" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 februari 2015, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. G.H. Blom en H.H. Kranenberg, en de raad, vertegenwoordigd door ing. J. Overbeek, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord [partijen], vertegenwoordigd door mr. M. Nijkamp, advocaat te Hengelo.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente" voor de percelen aan de Plasdijk 6 en Plasdijk 6a te Markelo. Het plan maakt onder meer de bouw van een woning op het perceel aan de Plasdijk 6 mogelijk.
3. Het verzoek van [verzoeker] is gericht tegen de bouwmogelijkheden op het perceel aan de Plasdijk 6. Hij betoogt dat de voorziene woning zijn woongenot zal aantasten door verlies van uitzicht en privacy. In dit verband wijst [verzoeker] er op dat het bouwvlak op korte afstand van zijn woning is voorzien. Hij betoogt voorts dat geen noodzaak bestaat tot de bouw van een nieuwe woning, omdat de woning volgens hem in de bestaande bebouwing op het perceel kan worden gerealiseerd. Teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen, verzoekt [verzoeker] om het treffen van een voorlopige voorziening.
4. De raad heeft uiteengezet dat met het plan wordt beoogd te investeren in de ruimtelijke kwaliteit van het perceel aan de Plasdijk 6. Op het perceel is een molenromp aanwezig die zal worden gerestaureerd. Voorts zal op het perceel bedrijfsbebouwing worden verwijderd. In ruil daarvoor mag op het perceel een woning worden gerealiseerd. De raad stelt zich op het standpunt dat de privacy en het uitzicht van [verzoeker] niet onevenredig zullen worden aangetast door het plan. In dit verband wijst de raad erop dat in artikel 3, lid 3.4.1, onder a, van de planregels een voorwaardelijke verplichting is opgenomen op grond waarvan op de perceelgrens een natuurlijke haag met streekeigen beplanting dient te worden gerealiseerd.
5. Ingevolge artikel 3, lid 3.4.1, onder a, van de planregels wordt tot een met de bestemming strijdig gebruik in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 inrichtingsplan Plasdijk 6 opgenomen inrichtingsplan en het restaureren van de molenromp, teneinde te komen tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
De voorzieningenrechter stelt vast dat zowel bij de plantoelichting als bij de planregels een versie van het inrichtingsplan Plasdijk 6 als bijlage 1 is opgenomen. Ter zitting heeft de raad aan de hand van het inrichtingsplan dat bij de plantoelichting is gevoegd nader toegelicht dat de maatregel tot het realiseren van een natuurlijke erfafscheiding met streekeigen beplanting tussen de percelen aan de Plasdijk 6 en de Plasdijk 6a is vastgelegd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in het kader van artikel 3, lid 3.4.1, onder a, van de planregels het inrichtingsplan dat als bijlage 1 bij de planregels is gevoegd evenwel bepalend. In deze versie van het inrichtingsplan is de maatregel tot het realiseren van de haag niet vastgelegd. Met de in artikel 3, lid 3.4.1, onder a, van de planregels opgenomen voorwaardelijke verplichting wordt het realiseren en in stand houden van de natuurlijke haag derhalve niet gewaarborgd. Gelet op het vorenstaande en nu de raad het voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan noodzakelijk acht om het realiseren en in stand houden van de natuurlijke haag in de vorm van een voorwaardelijke verplichting in het plan op te nemen, ziet de voorzieningenrechter reeds hierom aanleiding tot het treffen van de na te melden voorlopige voorziening.
6. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Hof van Twente van 28 oktober 2014 tot het vaststellen van het bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente, herziening Plasdijk 6 Markelo", voor zover dat betrekking heeft op het perceel aan de Plasdijk 6;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Hof van Twente tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoekster B] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
III. gelast dat de raad van de gemeente Hof van Twente aan [verzoeker A] en [verzoekster B] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Brand, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Brand
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2015
575.