201405625/1/A4.
Datum uitspraak: 11 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rhoon, gemeente Albrandswaard,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 mei 2014 in zaak nr. 14/130 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Albrandswaard.
Procesverloop
Bij besluit van 10 september 2012 heeft het college het verzoek om handhaving ten aanzien van de begroeiing van de schanskorfmuur aan de achterzijde van de supermarkt aan de [locatie] te Rhoon, afgewezen.
Bij besluit van 26 november 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en [partij] onder oplegging van een dwangsom gelast de schanskorfmuur te laten begroeien met groen.
Bij uitspraak van 27 mei 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.A.M. Verkoijen, advocaat te Deurne, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Ostojic en J. de Ruiter, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij] en [persoon] verschenen.
Overwegingen
1. De bij besluit van 26 november 2013 opgelegde last onder dwangsom heeft betrekking op de naleving van voorwaarde 1, die bij besluit van 13 oktober 2009 is verbonden aan de aan [partij] verleende vrijstelling ten behoeve van de bouw van winkelruimten en appartementen en het vergroten van een supermarkt.
Deze voorwaarde luidt:
"1. Groen
Bij de genoemde drie zijden van het bouwplan dient, aan de kanten waar dit mogelijk is groene (klim-)beplanting te worden aangelegd, alsmede in de strook grond naast de schanskorfmuur/Dorpsdijkzijde, waardoor maximaal wordt voldaan aan het aansluiten bij het groene karakter van Rhoon:
1. De schanskorfmuur: deze moet worden laten begroeid met groen. De strook grond ervoor dient te worden beplant om aan deze kant het groen te versterken;
(…)".
De last houdt in dat binnen vier weken de schanskorfmuur moet worden laten begroeid met groen.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de opgelegde last te algemeen is geformuleerd. Volgens voorwaarde 1 van het besluit van 13 oktober 2009 moet de beplanting maximaal aansluiten bij het groene karakter van Rhoon. Dit impliceert dat [partij] is gehouden om de schanskorfmuur en de strook grond ervoor zo maximaal mogelijk te beplanten, hetgeen onder meer inhoudt dat de muur voor het grootste gedeelte aan het zicht wordt onttrokken. Deze inspanningsverplichting komt onvoldoende terug in de opgelegde last. Het college had in de last de wijze van beplanting en de soorten van beplanting nader moeten specificeren, aldus [appellant].
2.1. Dit betoog faalt. Het doel van voorwaarde 1 is om beplanting aan te brengen die zo veel mogelijk aansluit bij het groene karakter van Rhoon. Het gestelde onder 1 van de voorwaarde behelst een nadere concretisering daarvan. Dit houdt in dat, indien aan het gestelde onder 1 wordt voldaan, daarmee ook wordt voldaan aan 'de maximale aansluiting' als bedoeld in de aanhef van de voorwaarde. Verder biedt de voorwaarde, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, geen grondslag voor het voorschrijven van bepaalde soorten beplanting, bepaalde omvang van de aan te brengen beplanting of een bepaalde wijze van beplanting. Daarbij mag overigens ook in aanmerking worden genomen dat het nodige tijd in beslag neemt voordat de aan te brengen beplanting een zodanige omvang heeft, dat deze zo veel mogelijk aansluit bij het groene karakter van Rhoon. Evenmin kan de voorwaarde aldus worden gelezen, dat de schanskorfmuur in zijn geheel of grotendeels door de aangebrachte beplanting aan het oog moet worden onttrokken.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet inhoudelijk is ingegaan op de beroepsgrond dat de hoogte van de dwangsom te laag is.
3.1. Ingevolge artikel 5:32b van de Algemene wet bestuursrecht staan de bedragen in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.
3.2. Het college heeft de dwangsom vastgesteld op € 250,00 per dag dat de strijdige situatie voortduurt met een maximum € 5.000,00.
Naar het oordeel van de Afdeling heef het college zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat deze bedragen in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom. Daargelaten de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat deze beroepsgrond geen bespreking behoeft, kan het betoog van [appellant], gelet hierop, niet leiden tot vernietiging van de uitspraak.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat tijdig aan de last is voldaan.
4.1. Dit betoog heeft geen betrekking op de rechtmatigheid van het besluit van 26 november 2013. De vraag of na het nemen van dat besluit aan de last is voldaan is van belang voor een mogelijke invorderingsprocedure maar speelt in het kader van deze hoger beroepsprocedure geen rol. De Afdeling laat deze vraag dan ook in het midden.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2015
190.