ECLI:NL:RVS:2015:877

Raad van State

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
201408472/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen omgevingsvergunning voor woningbouw in Valkenswaard

Op 18 maart 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellanten A, B en C tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 20 december 2013 door het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard is verleend voor de realisatie van 33 rijwoningen en 6 patiowoningen op de percelen Irislaan, Pastoor Vereeptstraat en Abt van den Eijndenstraat te Valkenswaard. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft hun bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd in haar uitspraak van 6 oktober 2014, waarop de appellanten in hoger beroep zijn gegaan.

De Afdeling heeft de zaak op 25 februari 2015 ter zitting behandeld. De appellanten betogen dat zij een persoonlijk, rechtstreeks belang hebben bij het besluit van 20 december 2013, omdat zij in de nabijheid van de te realiseren woningen wonen en de bouw gevolgen heeft voor hun woon- en leefomgeving. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de afstand tussen de woningen van de appellanten en de te realiseren woningen te groot is om te kunnen spreken van een rechtstreeks belang. De Afdeling heeft deze overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de appellanten niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep is ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 maart 2015.

Uitspraak

201408472/1/A1.
Datum uitspraak: 18 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A], [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant A]) en [appellant C], allen wonend te Valkenswaard,
appellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 6 oktober 2014 in zaak nrs. 14/2678 en 14/2679 in het geding tussen:
[appellanten] en [wederpartij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard.
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2013 heeft het college aan [vergunninghoudster] omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van 33 rijwoningen en 6 patiowoningen, gelegen op de percelen Irislaan 1 tot en met 57 (oneven nummers), Pastoor Vereeptstraat 3 tot en met 13 (oneven nummers) en Abt van den Eijndenstraat 1 tot en met 11 (oneven nummers) te Valkenswaard (hierna: de percelen).
Bij besluit van 2 juli 2014 heeft het college onder meer het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 6 oktober 2014 heeft de rechtbank onder meer het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Vergunninghoudster heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 februari 2015, waar [appellanten] en het college, vertegenwoordigd door K. van Alphen en M.C.J. Antonis, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. R.J.H. Minkhorst, advocaat te Nijmegen, gehoord.
Overwegingen
1. Vast staat dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Lage Heide Wonen". Teneinde het bouwplan niettemin mogelijk te maken, heeft het college met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, 1º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omgevingsvergunning verleend.
2. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college hun bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu zij een persoonlijk, rechtstreeks belang hebben bij het besluit van 20 december 2013. Daartoe voeren zij aan dat zij niet op een te grote afstand van de te realiseren woningen wonen, maar zelfs in het plangebied van het bestemmingsplan "Lage Heide Wonen", waaronder ook de percelen vallen. Het bouwplan heeft gevolgen voor hun woon- en leefomgeving vanwege de toename van het verkeer en de invloed daarvan op de bereikbaarheid van hun woningen, aldus [appellanten].
2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
Vast staat dat de afstand tussen het perceel [locatie 1], waar [appellant A] woonachtig is, en het perceel van de dichtstbijzijnde bebouwing aan de Abt van den Eijndenstraat ongeveer 207 m bedraagt. Voorts staat vast dat de afstand tussen het perceel [locatie 2], waar [appellant B] woonachtig is, en het perceel van de dichtstbijzijnde bebouwing aan de Pastoor Vereeptstraat ongeveer 295 m bedraagt. Vanuit de woningen van [appellanten] bestaat, zoals ter zitting door hen is bevestigd, geen enkel zicht op de te realiseren woningen. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat de ruimtelijke uitstraling van het te realiseren bouwplan niet zodanig is dat [appellanten] op grond daarvan een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben bij het besluit van 20 december 2013. Voor zover op de percelen hetzelfde bestemmingsplan van toepassing is als op de percelen van [appellanten], betekent dat niet dat voor hen een rechtstreeks belang bestaat bij het besluit van 20 december 2013. Anders dan [appellanten] betogen, betreft dit besluit, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, voorts geen besluit waarvan het redelijkerwijs te verwachten gevolg is dat het invloed zal hebben op hun woon- en leefomgeving. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat uit de door vergunninghoudster overgelegde luchtfoto, waarop de te verwachten verkeersstromen zijn aangegeven, volgt dat de percelen van [appellanten] niet zijn gelegen aan de ontsluitingswegen van de te realiseren woningen, hetgeen door hen ook niet wordt betwist. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat het, gezien de afstand van de woningen van [appellanten] tot de te realiseren woningen, niet aannemelijk is dat het bouwplan van invloed is op de bereikbaarheid van hun percelen. Het uitblijven van een verkeersbesluit ligt, wat daar ook van zij en zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, niet ter toetsing voor en valt buiten de omvang van het geding.
De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat het college het bezwaar van [appellanten] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu zij niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden, als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, bij het besluit van 20 december 2013.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Van der Spoel w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2015
531-776.